ABRvS, 01-06-2016, nr. 201506855/1/R4
ECLI:NL:RVS:2016:1496
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
01-06-2016
- Zaaknummer
201506855/1/R4
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2016:1496, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 01‑06‑2016; (Tussenuitspraak bestuurlijke lus)
- Wetingang
Algemene wet bestuursrecht; Wet ruimtelijke ordening
- Vindplaatsen
JOM 2016/545
JM 2016/94 met annotatie van F. Arents
OGR-Updates.nl 2016-0117
Uitspraak 01‑06‑2016
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 24 juni 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Kardinge" gewijzigd vastgesteld.
201506855/1/R4.
Datum uitspraak: 1 juni 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
[appellant], wonend te Groningen,
en
de raad van de gemeente Groningen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Kardinge" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 februari 2016, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. G.J. Hingstman, en de raad, vertegenwoordigd door drs. G.C.H.J. van de Vorstenbosch en door J.P. de Vries, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2. Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor het recreatiegebied Kardinge.
3. [appellant] woont op ongeveer 550 meter van het recreatiegebied. Hij ervaart geluidoverlast van de evenementen die in het recreatiegebied worden gehouden.
4. [appellant] voert aan dat in paragraaf 3.4 van de toelichting bij het bestemmingsplan het onderzoek "Samenvatting en aanbevelingen locatie Kardingerplas" van dbCare van 3 september 2014 (hierna: het locatieonderzoek) wordt vermeld. [appellant] stelt dat het locatieonderzoek niet is te vinden op de website www.ruimtelijkeplannen.nl en evenmin op de gemeentelijke website. Het is volgens hem ook niet bij de papieren versie van het plan gevoegd. Het locatieonderzoek is derhalve ten onrechte niet ter inzage gelegd, aldus [appellant].
4.1. Deze beroepsgrond heeft betrekking op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en kan reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid kan geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit.
5. [appellant] voert aan dat de locatie waarop het locatieonderzoek betrekking heeft niet overeenstemt met de locatie waaraan de aanduiding "evenemententerrein" is toegekend. Het locatieonderzoek kan daarom volgens hem niet dienen ter onderbouwing van het plan.
5.1. De raad stelt dat het locatieonderzoek kan worden gebruikt ter onderbouwing van het plan, omdat de locatie die daarin is onderzocht dichter bij de dichtstbijzijnde woningen ligt dan de locatie waaraan in het bestemmingsplan de aanduiding "evenemententerrein" is toegekend.
5.2. De locatie van de gronden waaraan de aanduiding "evenemententerrein" is toegekend, is ten opzichte van het ontwerpplan gewijzigd. De gronden met de aanduiding "evenemententerrein" liggen ongeveer 50 meter ten noorden en 150 meter ten oosten van de locatie waarop het locatieonderzoek betrekking heeft. Volgens het locatieonderzoek kan aan de gestelde normen voor de geluidbelasting op de gevels van de dichtstbijzijnde woningen in de wijk Zilvermeer worden voldaan. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd bestaat in zoverre geen aanleiding aan de juistheid van het locatieonderzoek te twijfelen. Nu de afstand tussen de ten zuiden van het plangebied gelegen dichtstbijzijnde woningen in de wijk Zilvermeer en het evenemententerrein in het plan ten opzichte van het ontwerpplan wordt vergroot, kan de raad ervan uitgaan dat de geluidbelasting op deze woningen niet hoger is dan berekend in het locatieonderzoek en heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling het locatieonderzoek kunnen gebruiken ter onderbouwing van het plan.
6. [appellant] voert aan dat het onwaarschijnlijk is dat het podium met de achterzijde naar sportcentrum Kardinge wordt opgesteld zoals in het locatieonderzoek wordt geadviseerd. Volgens hem is er bij die podiumopstelling op de gekozen locatie op het strand van de Kardingerplas vóór het podium niet of nauwelijks ruimte voor het publiek. Het is echter van belang dat de aanbevolen podiumopstelling wordt gebruikt, omdat door deze podiumopstelling de geluidhinder richting het centrum wordt beperkt. Het sportcentrum kan bij deze podiumopstelling het geluid dempen, aldus [appellant].
6.1. De raad stelt dat de podiumopstelling die in het locatieonderzoek is aanbevolen niet meer aan de orde is, omdat de evenementenlocatie in noordelijke richting is verplaatst. De raad stelt dat de gekozen locatie meer afscherming van de omgeving biedt, doordat de gebouwen van skicentrum Snow Limits en de klimhal Bjoeks het geluid aan beide zijden van de locatie dempen. Uit een geluidberekening blijkt dat de verschuiving van de evenementenlocatie niet tot significant andere gevolgen voor de geluidbelasting op de meest geluidgevoelige gevels leidt.
6.2. De Afdeling overweegt dat ten opzichte van het ontwerpplan de locatie van de gronden waaraan de aanduiding "evenemententerrein" is toegekend, is gewijzigd. De aanbevolen plaatsing van het podium had betrekking op de locatie zoals deze in het ontwerpplan is opgenomen. In zoverre heeft het betoog geen betrekking op het bestreden besluit. Gelet op de overige bebouwing acht de Afdeling het aannemelijk dat ook op de thans gekozen locatie het podium zo kan worden opgesteld dat het centrum wordt afgeschermd.
Het betoog faalt.
7. [appellant] voert aan dat niet duidelijk is wanneer sprake is van een dance- en wanneer van een ander muziekevenement. In de planregels wordt echter onderscheid gemaakt tussen een dance- en een muziekevenement.
7.1. De Afdeling stelt vast dat in de planregels geen omschrijving van dance-evenement is opgenomen. Naar het oordeel van de Afdeling is het begrip dance-evenement onvoldoende duidelijk. Daarbij acht de Afdeling van belang dat in de planregels onderscheid wordt gemaakt tussen dance-evenementen en andere muziekevenementen.
8. [appellant] voert aan dat in het plan ten onrechte geen eisen worden gesteld aan de podiumopstelling. Hij betoogt voorts dat de aanbevelingen uit het locatieonderzoek met betrekking tot het geluidsysteem ten onrechte niet in het plan zijn opgenomen. Hij wijst erop dat in het locatieonderzoek als geluidsysteem een line Array systeem wordt aangeraden, omdat dit vanaf de middenfrequenties meer controle geeft. Tevens wordt in het locatieonderzoek aanbevolen om de subwoofers cordioide op te stellen, omdat daarmee de overlast in de lage frequenties kan worden verminderd.
8.1. De raad stelt dat volgens het locatieonderzoek bij geen enkele mogelijke podiumopstelling de maximaal toegestane geluidbelasting wordt bereikt. Het is volgens de raad dan ook niet nodig dat de podiumopstelling in het plan wordt vastgelegd. Dit is volgens de raad ook niet wenselijk. Voorts stelt de raad dat bij het verlenen van een evenementenvergunning aandacht wordt besteed aan de mogelijkheden van de gebruikte geluidapparatuur om de geluidoverlast zoveel mogelijk te beperken. Daarbij worden volgens de raad zo nodig voorschriften aan de evenementenvergunning verbonden.
8.2. Volgens het locatieonderzoek wordt bij geen enkele mogelijke podiumopstelling de maximaal toegestane geluidbelasting bereikt. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd bestaat geen aanleiding om in zoverre aan de juistheid van het locatieonderzoek te twijfelen. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het niet noodzakelijk is de podiumopstelling in het plan op te nemen. Volgens het locatieonderzoek leidt het gebruik van een line Array systeem en het cordioide opstellen van de subwoofers weliswaar tot een verminderde geluiddruk, maar kan ook zonder deze maatregelen aan de gestelde geluidnormen worden voldaan. Ook in zoverre bestaat in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding om aan de juistheid van dit het locatieonderzoek te twijfelen. Gelet hierop bestaat evenmin aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het niet noodzakelijk is om in de planregels de aanbevelingen uit het locatieonderzoek met betrekking tot het te gebruiken geluidsysteem op te nemen. Daarbij betrekt de Afdeling dat de raad voorschriften ten aanzien van de maximale geluidbelasting heeft opgenomen en zich voorts in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan zich niet leent om voorschriften aan de geluidapparatuur te stellen, maar dat dergelijke voorschriften in de evenementenvergunning kunnen worden opgenomen.
9. [appellant] voert aan dat in de planregels ten onrechte geen eindtijden zijn opgenomen. [appellant] voert aan dat de planregels onvoldoende rechtszekerheid bieden, omdat daarin geen maximale toegestane duur voor een muziekevenement is opgenomen. Evenmin is een minimale periode voorgeschreven die tussen twee muziekevenementen in acht genomen moet worden.
9.1. Ingevolge artikel 1, lid 1.33, van de planregels wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke gebeurtenis met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de openlucht of in tijdelijke onderkomens, waarbij muziek, cultuur, religie, wetenschap, commercie of een combinatie centraal staat, inbegrepen herdenkingsplechtigheden, huldigingen, betogingen, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals e.d., circussen, markten en braderieën, optochten en feesten.
Ingevolge artikel 10, lid 10.1, onder d, zijn de voor "Sport" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein" bestemd voor evenementen, met inachtneming van de in lid 10.4 opgenomen specifieke gebruiksregels.
Ingevolge lid 10.4, gelden ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein" de volgende gebruiksregels:
1. Per jaar zijn maximaal 12 muziekevenementen toegestaan, waarvan maximaal 4 dance-evenementen;
2. Dance-evenementen mogen maximaal 8 uur per dag muziek produceren;
3. Tussen twee dance-evenementen moeten ten minste 12 dagen in acht worden genomen;
4. Het maximaal aantal toegelaten bezoekers per evenement bedraagt 5000;
5. De maximale geluidsbelasting op de meest geluidsgevoelige gevel nabij het evenemententerrein bedraagt 85 dB(A) en 100 dB(C).
9.2. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 29 februari 2012 in zaak nr. 201002029/1/T1, ligt het op de weg van de planwetgever om omtrent, onder meer, het toegestane aantal evenementen per jaar, de soorten en de maximale bezoekersaantallen voorschriften te stellen, voor zover dat uit een oogpunt van ruimtelijke aanvaardbaarheid van een evenemententerrein op een bepaalde locatie van belang is. Het gaat hier om de beoordeling en afweging of een bestemming die gedurende de planperiode evenementen op een bepaalde locatie toestaat vanuit ruimtelijk oogpunt is aangewezen. De planregels stellen ter beperking van het aantal muziekevenementen en de duur van de dance-evenementen de volgende regels. Per jaar zijn maximaal 12 muziekevenementen, waarvan maximaal 4 dance-evenementen, toegestaan. Voorts mogen dance-evenementen maximaal 8 uur per dag muziek produceren en moeten tussen twee dance-evenementen ten minste twaalf dagen in acht worden genomen. Gelet hierop is de maximale duur van een muziekevenement niet zijnde een dance-evenement en de minimale periode die tussen twee muziekevenementen in acht genomen moet worden niet geregeld. Ook zijn in de planregels geen eindtijden voor muziekevenementen opgenomen. De raad heeft niet toegelicht waarom het niet nodig is voor andere muziekevenementen dan dance-evenementen voorschriften op te nemen met betrekking tot de maximale duur van het muziekevenement en de minimale periode die tussen twee muziekevenementen in acht moet worden genomen. Evenmin heeft de raad toegelicht waarom het niet nodig is eindtijden voor muziekevenementen in de planregels op te nemen. Naar het oordeel van de Afdeling is de planregeling met betrekking tot evenementen gelet hierop in strijd met artikel 3:46 van de Awb.
10. De conclusie is dat het besluit van 24 juni 2015 is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Awb.
11. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
De raad dient daartoe met inachtneming van overweging 7.1 alsnog een duidelijke omschrijving van het begrip dance-evenement op te nemen, dan wel een andere planregeling vast te stellen.
De raad dient daartoe met inachtneming van overweging 9.2 alsnog te motiveren dat de planregeling met betrekking tot evenementen in artikel 10, lid 10.4, van de planregels leidt tot een aanvaardbaar woon- en leefklimaat dan wel een andere planregeling vast te stellen.
Het eventueel door de raad te nemen besluit dient volgens de daarvoor geldende wettelijke voorschriften bekend te worden gemaakt. Voorts overweegt de Afdeling dat een eventueel nieuw of gewijzigd besluit niet overeenkomstig artikel 3.4 van de Awb behoeft te worden voorbereid.
12. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Groningen op om:
- binnen 16 weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het besluit van 24 juni 2015, kenmerk 7a, te herstellen en
- de Afdeling en [appellant] de uitkomst mede te delen en een eventueel nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Bijleveld
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2016
433.