Einde inhoudsopgave
Richtlijn 94/63/EG betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van de opslag van benzine en de distributie van benzine vanaf terminals naar benzinestations
Artikel 6 Het vullen van opslaginstallaties van benzinestations
Geldend
Geldend vanaf 04-07-2018
- Bronpublicatie:
30-05-2018, PbEU 2018, L 150 (uitgifte: 14-06-2018, regelingnummer: 2018/853)
- Inwerkingtreding
04-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-05-2018, PbEU 2018, L 150 (uitgifte: 14-06-2018, regelingnummer: 2018/853)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Vul- en opslaginstallaties worden ontworpen en geëxploiteerd overeenkomstig de technische voorschriften van bijlage III.
Deze voorschriften zijn bedoeld om het totale jaarlijkse verlies aan benzine als gevolg van het vullen van de opslaginstallaties van benzinestations te verminderen tot onder de streefreferentiewaarde van 0,01 gewichtspercent van het debiet.
De Lid-Staten kunnen strengere maatregelen handhaven of verplicht stellen op hun gehele grondgebied of in geografische gebieden waarvoor is aangetoond dat dergelijke maatregelen vanwege bijzondere omstandigheden voor de bescherming van de gezondheid van de mens of het milieu noodzakelijk zijn.
De Lid-Staten kunnen andere technische maatregelen ter vermindering van het verlies aan benzine nemen dan die welke in bijlage III worden genoemd, indien wordt aangetoond dat die vervangende maatregelen minstens even doeltreffend zijn.
De Lid-Staten stellen de andere Lid-Staten en de Commissie onder opgave van de redenen in kennis van bestaande maatregelen en van bijzondere maatregelen, als bedoeld in dit lid, die zij overwegen aan te nemen,
2.
Lid 1 is van toepassing:
- a)
met ingang van de in artikel 10 genoemde datum, voor nieuwe benzinestations;
- b)
drie jaar na de in artikel 10 genoemde datum:
- —
voor bestaande benzinestations met een debiet van meer dan 1 000 m3 per jaar;
- —
voor bestaande benzinestations, ongeacht hun debiet, die gevestigd zijn onder permanente woon- of werkruimten;
- c)
zes jaar na de in artikel 10 genoemde datum, voor bestaande benzinestations met een debiet van meer dan 500 m3 per jaar;
- d)
negen jaar na de in artikel 10 genoemde datum, voor alle overige bestaande benzinestations.
3.
De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op benzinestations met een debiet van minder dan 100 m3 per jaar.
4.
De Lid-Staten kunnen een ontheffing van de voorschriften van lid 1 verlenen voor benzinestations met een debiet van minder dan 500 m3 per jaar die gelegen zijn in een geografisch gebied of op een terrein waar de dampemissies waarschijnlijk niet significant zullen bijdragen tot milieu- of gezondheidsproblemen.
De lidstaten verstrekken de Commissie gedetailleerde informatie over de gebieden waarin zij voornemens zijn een dergelijke ontheffing te verlenen en vervolgens over wijzigingen van die gebieden.
5.
Het Koninkrijk der Nederlanden mag onder de volgende voorwaarden een ontheffing van het tijdschema in lid 2 verlenen:
- —
de bij dit artikel vereiste maatregelen worden uitgevoerd als onderdeel van een meeromvattend bestaand nationaal programma voor benzinestations, dat gericht is tegen verschillende milieuproblemen tegelijk, zoals waterverontreiniging, luchtverontreiniging, bodemverontreiniging en verontreiniging door afvalstoffen, en waarvan de uitvoering strikt gepland is;
- —
de afwijking van het tijdschema bedraagt ten hoogste twee jaar en het gehele programma wordt binnen de in lid 2, onder d), gestelde termijn voltooid;
- —
de Commissie wordt in kennis gesteld van het besluit af te wijken van het tijdschema in lid 2, en ontvangt daarbij gedetailleerde informatie over de werkingssfeer en de duur van de ontheffing.
6.
Het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek mogen een ontheffing van één jaar van de in lid 2, onder b), vermelde termijn verlenen.