Einde inhoudsopgave
Richtlijn 94/63/EG betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van de opslag van benzine en de distributie van benzine vanaf terminals naar benzinestations
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 11-12-2008
- Bronpublicatie:
22-10-2008, PbEU 2008, L 311 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 1137/2008)
- Inwerkingtreding
11-12-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-10-2008, PbEU 2008, L 311 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 1137/2008)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van de opslag van benzine en de distributie van benzine vanaf terminals naar benzinestations
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),
Overeenkomstig de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (3),
Overwegende dat in de opeenvolgende actieprogramma's van de Europese Gemeenschappen betreffende de bescherming van het milieu (4) de nadruk is gelegd op het belang van de preventie en de vermindering van luchtverontreiniging;
Overwegende dat in de Gemeenschap de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) afkomstig van benzine en oplosmiddelen in de orde van grootte van 10 miljoen ton per jaar zou liggen, indien er geen maatregelen worden genomen; dat de VOS-uitstoot bijdraagt tot de vorming van fotochemische oxidanten, zoals ozon, die in hoge concentraties schadelijk zijn voor de volksgezondheid en schade kunnen toebrengen aan vegetatie en materialen; dat sommige, van benzine afkomstige VOS-emissies als toxisch, carcinogeen of teratogeen worden aangemerkt;
Overwegende dat de Gemeenschap op 2 april 1992 het Protocol bij het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand van 1979 heeft ondertekend, dat de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische verbindingen (VOS) of de grensoverschrijdende stromen daarvan betreft; dat dit Protocol in een aanzienlijke vermindering van de VOS-uitstoot voorziet;
Overwegende dat er in het proces van algehele vermindering van de VOS-uitstoot in de Gemeenschap een belangrijke stap is gedaan met Richtlijn 91/441/EEG van de Raad van 26 juni 1991 tot wijziging van Richtlijn 70/220/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen (5) waarmee wordt beoogd de door uitlaatemissies en verdampingsemissies van motorvoertuigen veroorzaakte VOS-uitstoot die thans ongeveer 40 % van de emissies van antropogene VOS in de atmosfeer uitmaakt, over een periode van 10 à 15 jaar met circa 80 à 90 % te verminderen; dat bij de vaststelling van die richtlijn de Commissie is verzocht een voorstel voor een richtlijn in te dienen betreffende maatregelen ter vermindering van de verdampingsverliezen in elke fase van opslag en distributie van brandstoffen voor motorvoertuigen;
Overwegende dat de door het opslag- en distributiesysteem voor benzine veroorzaakte VOS-uitstoot rond 500 000 ton per jaar bedraagt ofwel ongeveer 5 % van de totale uitstoot van antropogene VOS in de Gemeenschap; dat deze uitstoot met name in stedelijke gebieden in aanzienlijke mate tot de luchtverontreiniging bijdraagt;
Overwegende dat de beschikbare technologieën voor een aanzienlijke vermindering van de verdampingsverliezen in het distributiesysteem voor benzine kunnen zorgen, in het bijzonder door de terugwinning van VOS-dampen die worden verplaatst;
Overwegende dat met het oog op internationale normalisatie en ter bevordering van de veiligheid bij het vullen van zeeschepen, op het niveau van de IMO (International Maritime, Organization) normen moeten worden opgesteld voor dampbeheersings- en dampterugwinningssystemen voor vulinstallaties en zeeschepen; dat de Gemeenschap zich derhalve moet beijveren dat de nodige bepalingen worden opgenomen in het Marpol-Verdrag (Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen) ter gelegenheid van de aan de gang zijnde herziening ervan, die naar verwacht eind 1996 zal zijn voltooid, en dat in geval het MARPOL-Verdag[lees: MARPOL-Verdrag] niet in die zin wordt herzien, de Gemeenschap, na overleg met haar voornaamste handelspartners, passende maatregelen met betrekking tot zeeschepen en haveninstallaties voor zeeschepen moet voorstellen;
Overwegende dat aanvullende maatregelen nodig zijn om de dampuitstoot bij het bevoorraden van tankstations met benzine, die thans ongeveer 200 000 ton par jaar[lees: per jaar] bedraagt, te verminderen en aldus alle bij de distributie van benzine optredende dampemissies te beheersen;
Overwegende dat het noodzakelijk is, uitgaande van een hoog niveau van milieubescherming, een aantal maatregelen betreffende de distributie van benzine, te harmoniseren om concurrentievervalsing te voorkomen en de werking van de interne markt te waarborgen;
Overwegende dat er evenwel rekening dient te worden gehouden met de voordelen en de lasten die voortvloeien uit het al dan niet treffen van maatregelen; dat het bijgevolg aangewezen is te voorzien in afwijkingsmogelijkheden en in bepaalde gevallen soms in uitsluitingen; dat bepaalde Lid-Staten ook de mogelijkheid van langere aanpassingstermijnen moet worden gegeven om rekening te houden met op andere leest geschoeide, omvangrijke milieumaatregelen die zij op dit gebied wellicht al hebben getroffen of met de bijzondere last die de maatregelen van deze richtlijn vanwege de structuur van hun distributiesysteem met zich brengen;
Overwegende dat de Gemeenschap in haar optreden rekening moet houden met de milieusituatie in de verschillende regio's van de Gemeenschap; dat de Lid-Staten in dit verband strengere maatregelen betreffende de van vaste installaties afkomstige verdampingsverliezen moeten kunnen handhaven of vaststellen op hun gehele grondgebied of in geografische gebieden waarvoor is aangetoond dat dergelijke maatregelen vanwege bijzondere omstandigheden voor de bescherming van de gezondheid van de mens of het milieu noodzakelijk zijn,
Overwegende dat het bepaalde in lid 1 van de artikelen 3, 4 en 6 van de onderhavige richtlijn geldt onverminderd de toepassing van Richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (6);
Overwegende dat het noodzakelijk is geharmoniseerde specificaties in te voeren voor de uitrusting waarmee tankwagens langs de onderzijde kunnen worden gevuld teneinde in de Gemeenschap een vrije handel in benzine en uitrusting alsmede een hoge mate van veiligheid te waarborgen; dat de normalisatie van deze specificaties en de mogelijkheid ze aan te passen aan de technische vooruitgang geregeld moeten worden;
Overwegende dat er een comité moet worden ingesteld om de Commissie bij te staan bij de aanpassing van de bijlagen van deze richtlijn aan de technische vooruitgang,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB nr. C 227 van 3. 9. 1992, blz. 3, en PB nr. C 270 van 6. 10. 1993, blz. 12.
PB nr. C 73 van 15. 3. 1993, blz. 6.
Advies van het Europees Parlement van 24 juni 1993 (PB nr. C 194 van 19. 7. 1993, blz. 325), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 4 oktober 1993 (nog niet verschenen in het Publikatieblad) en besluit van het Europees Parlement van 9 maart 1994 (PB nr. C 91 van 28. 3. 1994, blz. 82), bevestigd op 2 december 1993 (PB nr. C 342 van 20. 12. 1993, blz. 15), gemeenschappelijk ontwerp van het Bemiddelingscomité van 8 november 1994.
PB nr. C 112 van 20. 12. 1973, blz. 1;PB nr. C 139 van 13. 6. 1977, blz. 1;PB nr. C 46 van 17. 2. 1983, blz. 1, en PB nr. C 328 van 7. 12. 1987, blz. 1.
PB nr. L 242 van 30. 8. 1991, blz. 1.
PB nr. L 109 van 26. 4. 1983, blz. 8. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 92/400/EEG van de Commissie (PB nr. L 221 van 6. 8. 1992, blz. 55).