NJ 2020/271
Bevoegdheid Hoge Raad om te oordelen over schriftuur benadeelde partij.
HR 12-05-2020, ECLI:NL:HR:2020:837, m.nt. T. Kooijmans
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 mei 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers
- Zaaknummer
19/00902
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Noot
T. Kooijmans
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS225732:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:837, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑05‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:195, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑03‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑01‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑07‑2019
- Wetingang
Essentie
Bevoegdheid Hoge Raad om te oordelen over schriftuur benadeelde partij.
Samenvatting
Indien de verdachte onderscheidenlijk het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in het ingestelde cassatieberoep en de benadeelde partij een schriftuur heeft doen indienen inzake een rechtspunt over haar vordering, is de Hoge Raad bevoegd tot de beoordeling van die namens de benadeelde partij ingediende schriftuur, ook indien de verdachte of het Openbaar Ministerie het cassatieberoep in die zin heeft beperkt dat het zich — bijvoorbeeld — niet richt tegen de beslissing van het hof over de vordering van de benadeelde partij. Dit geldt ook wanneer in geval van een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.