NJ 2017/129
Beklag, verschoningsrecht advocaat en geheimhouderstukken.
HR 25-11-2016, ECLI:NL:HR:2016:2686, m.nt. F. Vellinga-Schootstra
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25 november 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
16/03010
- Conclusie
A-G mr. G. Knigge
- Noot
F. Vellinga-Schootstra
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS110834:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2686, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑11‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:1161, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑10‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑07‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑07‑2016
- Wetingang
Art. 98, 218, 552a lid 7, 552d lid 3 Sv
Essentie
Beklag, verschoningsrecht en geheimhouderstukken. Ook geschriften (in casu geschreven door de verdachte, die zijn aangetroffen in zijn cel en) waarvan de inhoud nog niet aan de raadsman was meegedeeld, kunnen in uitzonderingsgevallen object uitmaken van het verschoningsrecht van de advocaat. Daarvoor is van belang of aannemelijk is dat de inhoud van die geschriften daadwerkelijk bestemd is om door de cliënt aan de advocaat in de uitoefening van zijn beroep te worden toevertrouwd. Ook in zo’n geval is het in beginsel aan de verschoningsgerechtigde om te beoordelen of, het voorgaande in aanmerking genomen, die geschriften object van zijn verschoningsrecht uitmaken, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.