Hof Amsterdam, 23-12-2014, nr. 200.158.401/01
ECLI:NL:GHAMS:2014:6046
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
23-12-2014
- Zaaknummer
200.158.401/01
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2014:6046, Uitspraak, Hof Amsterdam, 23‑12‑2014; (Hoger beroep)
Uitspraak 23‑12‑2014
Inhoudsindicatie
350 f. De schuld en de veroordelende vonnissen met daarin dwangsommen waren bekend ten tijde van de toelating. Bij gebreke van zittingsaantekeningen van de griffier is voor het hof thans niet meer vast te stellen in hoeverre de dwangsommen tijdens de behandeling aan de orde zijn geweest. Bij deze stand van zaken kan niet worden gezegd dat eerst nadien feiten en omstandigheden bekend zijn geworden die op het tijdstip van indiening van het verzoekschrift tot toelating reeds bestonden en die reden zouden zijn geweest het verzoek af te wijzen overeenkomstig artikel 288, eerste en tweede lid Fw.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.158.401/01
insolventienummer rechtbank Noord-Holland : C/15/14/406 R
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 december 2014
in de zaak van
[X],
wonende te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
appellant,
advocaat: mr. J.M. Tang te Rotterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Appellant wordt hierna [X] genoemd.
[X] is bij op 27 oktober 2014 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 21 oktober 2014, waarbij de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X] tussentijds heeft beëindigd.
[X] heeft op 11 december 2014 een aanvullend verzoekschrift overgelegd met bijlagen.
Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 16 december 2014. Bij die behandeling is [X] verschenen, bijgestaan door mr. Tang voornoemd, die het verzoekschrift mondeling heeft toegelicht. Voorts is namens de bewindvoerder J. van Straaten verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van het verzoekschrift, de aanvulling daarop met bijlagen, het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg en het verslag van de bewindvoerder van 10 december 2014, met bijlagen. [X] heeft verklaard eveneens kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.
2. Beoordeling
2.1
De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X] op de voet van artikel 350, derde lid, onder f van de Faillissementswet (Fw) tussentijds beëindigd, omdat – samengevat – ten tijde van de toelating van [X] tot de schuldsanering de rechtbank wel bekend was met twee vonnissen op grond waarvan [X] voorraden en domeinnamen moest afgeven, maar niet bekend was met het feit dat [X] op grond van die vonnissen dwangsommen had verbeurd. Indien deze informatie bekend zou zijn geweest, zou het verzoek tot toelating afgewezen zijn, aldus de rechtbank, aangezien [X] niet te goeder trouw was bij het ontstaan daarvan.
2.2
In hoger beroep is het volgende gebleken. [X] had van 1 maart 2007 een onderneming met zijn neef. Deze onderneming heeft [X] van 2 maart 2009 tot 1 januari 2013 voortgezet als eenmanszaak onder de naam No-flats Nederland, een groothandel in fietsaccessoires. Adhestick Ltd. (hierna: Adhestick) was de Israëlische leverancier van de onderneming van [X]. Vanaf 2009 verliep de samenwerking niet meer goed. Bij vonnis van 3 augustus 2011, gewezen in kort geding, heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Haarlem [X] bevolen tot afgifte van voorraad over te gaan op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,= per dag dat hij daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 100.000,=. Tevens heeft de voorzieningenrechter bij voornoemd vonnis [X] bevolen het handelen onder de naam No-Flats te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom van 1.000,= voor iedere dag dat hij daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 100.000,=. Voorts heeft dezelfde rechtbank bij vonnis van 10 oktober 2012, welk vonnis zich in het toelatingsdossier bevond, op vordering van Adhestick voor recht verklaard dat [X] niet te goeder trouw heeft gehandeld en in strijd heeft gehandeld met zijn verplichtingen jegens Adhestick door de opbrengst van de verkoop van een gedeelte van de No Flats-voorraad voor zichzelf te houden en niet aan Adhestick door te betalen. De rechtbank heeft in laatstgenoemd vonnis [X] bevolen de administratie, boekhouding en correspondentie met betrekking tot de niet geretourneerde voorraad af te geven op straffe van een dwangsom van maximaal € 100.000,=. Daarnaast heeft de rechtbank eveneens op straffe van een dwangsom van maximaal € 100.000,= bevolen dat [X] tot overdracht van de domeinnamen met de bijbehorende transfer tokens aan Adhestick dient over te gaan. In het aanvangsverslag van de bewindvoerder van 9 juli 2014 en de daarbij gevoegde brief van Kennedy Van der Laan van 16 juni 2014 blijkt dat Adhestick € 517.730,60 vordert, waarvan € 300.000,= aan verbeurde dwangsommen.
[X] is op 27 mei 2014 tot de schuldsaneringsregeling toegelaten. In het verzoek tot toelating tot de schuldsanering van 17 maart 2014 (totale schuldenlast) € 512.889,17) is een schuld opgenomen aan Kennedy Van der Laan, welke schuld € 468.544,09 bedraagt en blijkens de vermelding is ontstaan op 26 juni 2013. Kennedy Van der Laan is het advocatenkantoor dat optrad voor Adhestick in de procedures die hebben geleid tot de hiervoor genoemde veroordelende vonnissen. In de eigen verklaring van [X] bij dat verzoek is vermeld hoe de schuld aan Adhestick is ontstaan.
2.3
[X] heeft in het verzoekschrift verzocht het bestreden vonnis te vernietigen en hem alsnog in staat te stellen de wettelijke schuldsaneringsregeling te voltooien. Daartoe heeft [X] – samengevat en voor zover voor de beslissing van belang – onder meer het volgende aangevoerd. Van feiten of omstandigheden die eerst na toelating tot de wettelijke schuldsanering bekend zijn geworden en die aan toelating in de weg zouden hebben gestaan als zij ten tijde van het verzoek tot toelating bekend waren, is geen sprake. De rechter die het toelatingsverzoek behandelde, was bekend met de vonnissen waarop de vordering van Adhestick is gegrond. Bij het verzoekschrift strekkende tot toelating tot de schuldsanering was volgens [X] tevens een brief van de advocaat van Adhestick gevoegd, waarin deze een toelichting geeft op het vonnis van 10 oktober 2012 en waarin tevens wordt benadrukt dat de rechter voor recht heeft verklaard dat [X] niet te goeder trouw was. In dat vonnis van 2012 dat bij het verzoek tot toelating was gevoegd, wordt ook het vonnis van 3 augustus 2011 aangehaald en wordt duidelijk dat [X] een gedeelte van de voorraad heeft verkocht en dat hij nog een gedeelte moet afgeven. Volgens [X] is het conflict met zijn voormalige zakenpartner onderwerp van gesprek geweest op de toelatingszitting. Ook de genoemde vonnissen en de gevorderde dwangsommen zijn daarbij aan de orde geweest waarbij, aldus [X], de verschuldigdheid van de dwangsommen door hem is betwist nu de vertraging in de overdracht aan Adhestick zelf is te wijten.
2.4
De bewindvoerder heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat het vonnis van 10 oktober 2012 in het toelatingsdossier zat en dat [X] bij het huisbezoek bij aanvang van de schuldsaneringsregeling de schuld aan Adhestick en de dwangsommen heeft gemeld. Toen de stukken met betrekking tot die schuld aan de bewindvoerder werden overgelegd, heeft de bewindvoerder de rechter-commissaris in kennis gesteld van de aard van de schuld waarna de voordracht tot tussentijdse beëindiging is gevolgd. De bewindvoerder heeft bevestigd dat [X] zich houdt aan de uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen.
2.5
Uit artikel 350, derde lid, aanhef en onder f Fw vloeit voort dat indien gedurende de toepassing van de schuldsaneringsregeling feiten en omstandigheden bekend worden die op het tijdstip van de indiening van het verzoekschrift tot toelating tot de schuldsaneringsregeling reeds bestonden en die reden zouden zijn geweest het verzoek af te wijzen overeenkomstig artikel 288 eerste en tweede lid Fw, de toepassing van de schuldsaneringsregeling dient te worden beëindigd.
2.6
Het hof overweegt als volgt. Niet in geschil is dat de schuld aan Adhestick betreffende het zakelijk geschil over afgifte van voorraden en domeinnamen reeds bestond ten tijde van de behandeling van het verzoek tot toelating van [X] tot de schuldsanering en dat deze schuld (grotendeels) was vermeld op de schuldenlijst behorende bij het verzoekschrift ex artikel 284 Fw. Eveneens is gebleken dat de rechtbank ten tijde van de behandeling van het toelatingsverzoek bekend was met de veroordelende vonnissen en de daarin opgenomen dwangsommen. Bij gebreke van zittingsaantekeningen van de griffier is voor het hof thans niet meer vast te stellen in hoeverre de gevorderde dwangsommen tijdens de behandeling aan de orde zijn geweest. Evenwel moet het hof vaststellen dat in de bij het verzoekschrift gevoegde lijst van schuldvorderingen onder 2 is opgenomen een vordering van € 468.544,09 van Kennedy Van der Laan. Naar [X] ter zitting in hoger beroep heeft gesteld en zulks aannemelijk is geworden is in voornoemd bedrag begrepen een vordering van € 300.000,= ter zake van verbeurde dwangsommen. Bij deze stand van zaken kan niet worden gezegd dat eerst nadien feiten en omstandigheden bekend zijn geworden die op het tijdstip van indiening van het verzoekschrift tot toelating reeds bestonden en die reden zouden zijn geweest het verzoek af te wijzen overeenkomstig artikel 288, eerste en tweede lid Fw. Dit betekent dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd.
3. Beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
- wijst de voordracht tot beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L.D. Akkaya, G.J. Visser en G.H. Lankhorst en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.