Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/8.2
8.2 De begrippen “samenwerking”, “samenwerkingsverband”, “coöperatie” en “alliantie”
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS371723:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal, Van Dale Lexicografie BV, Utrecht / Antwerpen, veertiende editie, 2005.
Zie ook: Pj. Jurg, Het belang van partnerships en allianties, Kluwer, Deventer, 2002, blz. 10 en 13, T.P. van Duuren, De joint venture-vennootschap (diss.), Boom Juridische uitgevers, Den Haag, 2002, blz. 1 en S. Wahyuni, Strategic Alliance Development, A Study on Alliances between Competing Firms (diss.), Labyrint Publication, Capelle a/d IJssel, 2003, blz. 10-13.
Aangezien een groot deel van de vakliteratuur op het vlak van de organisatiewetenschappen Engelstalig is, verwijs ik in dit hoofdstuk naar de Engelse begrippen die in die literatuur gebruikt plegen te worden. Zie over het begrip “collusion”: Jj. Laffont and J.C. Rochet, Collusion in Organizations, The Scandinavian Journal of Economics, Vol. 99, No. 4, Incentives and Organization. (Dec.,1997), blz. 485-495.
De begrippen “samenwerking” en “samenwerkingsverband” veronderstellen in ieder geval het bestaan van minstens twee zelfstandige actoren. Voorts wordt verondersteld dat die actoren een relatie met elkaar onderhouden.
Het begrip “samenwerking” is een afgeleide van het werkwoord “samenwerken”. Volgens Van Dale1 betekent “samenwerken”:
“met elkaar, met verenigde krachten werken, gemeenschappelijk aan eenzelfde taak werken”.
Een “samenwerkingsverband” is volgens Van Dale een:
“overeenkomst tussen twee personen of instanties betreffende de onderlinge samenwerking.”
In de Van Dale wordt met het begrip “coöperatie” – afgezien van een specifieke in het burgerlijk recht onderkende samenwerkingsvorm2 of de daardoor gedreven winkel – “het samenwerken” bedoeld en is het begrip “alliantie” synoniem aan het begrip “samenwerkingsverband”. Zie over andere, aanverwante begrippen nader: deel IV, hoofdstuk 26.
Vanuit een organisatiewetenschappelijke benadering is samenwerking te beschouwen als gecoördineerd gedrag van twee of meer zelfstandige actoren met het oog op het genereren van meerwaarde. Die meerwaarde kan bijvoorbeeld (doch niet uitsluitend) bestaan in het bereiken van een groter marktaandeel, het in stand houden van concurrentiekracht, het gezamenlijk ontwikkelen van technische innovaties, het efficiënter benutten van overcapaciteit, het delen van risico en / of het bereiken van kostenbesparingen.3 In deze organisatiewetenschappelijke definitie van samenwerking komt de overkoepelende verklaring voor het fenomeen van samenwerking tot uitdrukking; door met verenigde krachten te werken aan eenzelfde taak kunnen voordelen (het beperken of voorkomen van nadelen daaronder begrepen) behaald worden die anders onbereikbaar blijven. Er bestaat een gemeenschappelijk doel dat zonder de samenwerking niet of op een minder efficiënte wijze bereikt kan worden.
Het begrip “samenwerking” omvat aldus een breed scala aan wijzen waarop zelfstandige actoren (en binnen het kader van dit onderzoek binnen dit scala de categorie actoren die als ondernemer optreedt) gedrag op elkaar afstemmen teneinde een gemeenschappelijke taak uit te voeren of een gezamenlijk doel te bereiken. Het omvat zowel min of meer duurzame vormen van samenwerking die zien op het zich niet in elkaars vaarwater begeven (“collusion”)4, zoals bijvoorbeeld het geval is bij afspraken over verdeling van afzetgebieden, als min of meer duurzame vormen van samenwerking die zien op het tot stand doen komen van een nieuwe entiteit, zoals bijvoorbeeld het geval is bij de oprichting van een contractuele joint venture. Om het in de vorige paragraaf gesignaleerde gevaar van tunnelvisie te ondervangen, hanteer ik voor dit onderzoek deze ruime invulling van het begrip “samenwerkingsverband”.
Daarbij merk ik op dat, zoals ik heb aangegeven in deel I, hoofdstuk 5, het onderzoek zich richt op samenwerkingsverbanden van ondernemers.