Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsreglement Europees Octrooiverdrag 2000
Regel 134 Verlenging van termijnen
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2015
- Bronpublicatie:
15-10-2014, Trb. 2015, 63 (uitgifte: 21-04-2015, regelingnummer: CA/D6/14)
- Inwerkingtreding
01-04-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-10-2014, Trb. 2015, 63 (uitgifte: 21-04-2015, regelingnummer: CA/D6/14)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Indien een termijn op een dag afloopt waarop een van de kantoren van het Europees Octrooibureau, waar men ingevolge regel 35, eerste lid, een octrooiaanvrage kan indienen, niet geopend is voor het in ontvangst nemen van stukken, of op een dag waarop om andere redenen dan bedoeld in het tweede lid daar geen postbestellingen plaatsvinden, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende dag waarop alle kantoren waar men een octrooiaanvrage kan indienen, geopend zijn voor het in ontvangst nemen van stukken en waarop postbestellingen plaatsvinden. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing indien stukken, ingediend met behulp van een van de ingevolge regel 2, eerste lid, door de President van het Europees Octrooibureau toegestane elektronische communicatiemiddelen, niet ontvangen kunnen worden.
2.
Indien een termijn op een dag afloopt waarop de postbestelling of verzending van post in een Verdragsluitende Staat algemeen was verstoord, wordt voor de partijen die hun woonplaats of zetel in die Staat hebben of die gemachtigden hebben aangewezen die hun kantoor hebben in die Staat, de termijn verlengd tot de eerstvolgende dag na deze periode van verstoring. Indien de desbetreffende Staat de Staat is waar het Europees Octrooibureau gevestigd is, is deze bepaling van toepassing op alle partijen en hun gemachtigden. Dit lid is van overeenkomstige toepassing op de termijn bedoeld in regel 37, tweede lid.
3.
Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing wanneer handelingen worden verricht voor de in artikel 75, eerste lid, onderdeel b, of tweede lid, onderdeel b, bedoelde bevoegde instantie.
4.
De datum van de aanvang en van het einde van een verstoring zoals bedoeld in het tweede lid, wordt door het Europees Octrooibureau bekendgemaakt.
5.
Onverminderd het eerste tot en met vierde lid, kan iedere betrokkene partij aantonen dat op een van de tien dagen voorafgaand aan de dag waarop een termijn verstrijkt de postbezorging of verzending van post was verstoord ten gevolge van een uitzonderlijke gebeurtenis zoals een natuurramp, oorlog, burgerlijke onrust, een algemene storing van een van de door de President van het Europees Octrooibureau ingevolge regel 2, eerste lid, toegestane elektronische communicatiemiddelen of om soortgelijke redenen, die de plaats betreffen waar de partij of zijn gemachtigde zijn woonplaats of zijn zetel heeft. Indien het bewijs het Europees Octrooibureau overtuigt, wordt het te laat ontvangen stuk geacht tijdig te zijn ontvangen, mits het uiterlijk vijf dagen na afloop van de storing ter post is bezorgd of verzonden.