NJ 1934, p. 1233
Vervolg van H. R. 12 Januari 1933 N. J. 1933, 966. Taak van den rechter na verwijzing van de zaak door den H. R. Beslissende eed, eerst na de verwijzing opgedragen, niet meer toelaatbaar.
HR 27-04-1934, ECLI:NL:HR:1934:278, m.nt. Prof. Mr. Paul Scholten
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27 april 1934
- Magistraten
Mrs. Visser, van den Dries, Polak, de Menthon Bake, Servatius
- Zaaknummer
[27041934/NJ_1934,_p._1233]
- Conclusie
van Lier
- Noot
Prof. Mr. Paul Scholten
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS162177:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1934:278, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑04‑1934
- Wetingang
(BW art. 1112-1171, 1967; Rv art. 424.)
Essentie
Vervolg van H. R. 12 Januari 1933 N. J. 1933, 966. Taak van den rechter na verwijzing van de zaak door den H. R. Beslissende eed, eerst na de verwijzing opgedragen, niet meer toelaatbaar.
Samenvatting
Indien de H. R. een door hem vernietigde uitspraak, krachtens art. 424 Rv., naar den bevoegden rechter verwijst, zal deze de vragen van feitelijken en rechtskundigen aard, welke de vernietigde uitspraak onopgelost had gelaten, alsnog moeten behandelen. Daarbij moet de rechter in acht nemen ‘s Hoogen Raads arrest en is hij gebonden aan de in de vernietigde uitspraak gegeven beslissingen, welke ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.