RvdW 2016/1215
Verklaring raadsman medeverdachte ter zitting geen wettig bewijsmiddel.
HR 22-11-2016, ECLI:NL:HR:2016:2649
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 november 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma
- Zaaknummer
14/05238
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2649, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑11‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:1151, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑10‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑01‑2016
- Wetingang
Art. 339 lid 1 Sv
Essentie
Hetgeen de raadsman van de medeverdachte ter zitting in eerste aanleg in diens strafzaak heeft medegedeeld omtrent de betrokkenheid van de verdachte bij de aangetroffen hennepkwekerij kan niet voor het bewijs worden gebezigd. Zo’n mededeling kan ex art. 339 lid 1 Sv niet als wettig bewijsmiddel worden aangemerkt. Dat de medeverdachte, ter zitting in hoger beroep als getuige gehoord ‘geen afstand heeft genomen van hetgeen zijn gemachtigd raadsman in eerste aanleg namens de medeverdachte heeft gemeld’, maakt dat niet anders.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 6 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.