NJ 2021/150
Arbeidsrecht. Ontslag op staande voet; aard en ernst gedrag werknemer; ongeoorloofde afwezigheid?
HR 16-04-2021, ECLI:NL:HR:2021:596
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
16 april 2021
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
19/05890
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS267759:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:596, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 16‑04‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:1080, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑11‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑03‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑12‑2019
- Wetingang
Art. 7:678 lid 1 BW
Essentie
Arbeidsrecht. Ontslag op staande voet; aard en ernst gedrag werknemer; ongeoorloofde afwezigheid?
Samenvatting
Ingevolge art. 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen voor ontslag op staande voet beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van een werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moeten bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende reden sprake is, de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking genomen worden. Daarbij behoren in de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.