Vgl. HR 11 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1293.
HR, 17-04-2018, nr. 17/01630
ECLI:NL:HR:2018:621
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-04-2018
- Zaaknummer
17/01630
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:621, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑04‑2018; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:356
ECLI:NL:PHR:2018:356, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑03‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:621
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2018-0185
Uitspraak 17‑04‑2018
Inhoudsindicatie
Aan cassatieschriftuur gehechte stelbrief raadsman niet bij stukken, art. 51 (oud) Sv, thans art. 48 Sv. HR: Op de gronden die zijn vermeld in de CAG is het middel gegrond. CAG: Uit de stukken blijkt niet dat een afschrift van de appeldagvaarding aan een voor verdachte optredende raadsman is gezonden, terwijl noch verdachte noch een raadsman ttz. in h.b. is verschenen. Gelet op aan cassatieschriftuur gehechte stukken - te weten een stelbrief in h.b., een verzendcontrolerapport waaruit kan worden afgeleid dat deze brief per fax is verzonden naar het destijds geldende faxnummer van de strafgriffie van Hof en een e-mailbericht van administratief medewerker Ressortsparket Den Haag aan raadsman waarin wordt medegedeeld dat stelbrief per abuis niet is opgemerkt - moet er in cassatie van worden uitgegaan dat zich in h.b. wel een raadsman heeft gesteld maar dat het voorschrift van art. 51 (oud) Sv niet is nageleefd. Niet nakoming van dit voorschrift staat in de weg aan geldige behandeling van de zaak ttz. in h.b. buiten tegenwoordigheid verdachte en diens raadsman.
Partij(en)
17 april 2018
Strafkamer
nr. S 17/01630
SLU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 31 oktober 2016, nummer 22/002766-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.M. Lintz, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2 Beoordeling van het middel
2.1.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal is het middel gegrond.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 april 2018.
Conclusie 06‑03‑2018
Inhoudsindicatie
Aan cassatieschriftuur gehechte stelbrief raadsman niet bij stukken, art. 51 (oud) Sv, thans art. 48 Sv. HR: Op de gronden die zijn vermeld in de CAG is het middel gegrond. CAG: Uit de stukken blijkt niet dat een afschrift van de appeldagvaarding aan een voor verdachte optredende raadsman is gezonden, terwijl noch verdachte noch een raadsman ttz. in h.b. is verschenen. Gelet op aan cassatieschriftuur gehechte stukken - te weten een stelbrief in h.b., een verzendcontrolerapport waaruit kan worden afgeleid dat deze brief per fax is verzonden naar het destijds geldende faxnummer van de strafgriffie van Hof en een e-mailbericht van administratief medewerker Ressortsparket Den Haag aan raadsman waarin wordt medegedeeld dat stelbrief per abuis niet is opgemerkt - moet er in cassatie van worden uitgegaan dat zich in h.b. wel een raadsman heeft gesteld maar dat het voorschrift van art. 51 (oud) Sv niet is nageleefd. Niet nakoming van dit voorschrift staat in de weg aan geldige behandeling van de zaak ttz. in h.b. buiten tegenwoordigheid verdachte en diens raadsman.
Nr. 17/01630 Zitting: 6 maart 2018 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 31 oktober 2016 door het gerechtshof of Den Haag wegens "diefstal, meermalen gepleegd" en "eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening", veroordeeld tot tien weken gevangenisstraf met aftrek als bedoeld in art. 27(a) Sr.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. J.M. Lintz, advocaat te 's-Gravenhage, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat in hoger beroep het voorschrift van art. 51 (oud) Sv niet is nageleefd.
Uit de stukken van het geding kan het volgende worden afgeleid:
(i) de verdachte heeft op 9 februari 2016 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag gewezen op diezelfde dag;
(ii) blijkens een akte van uitreiking is de "dagvaarding van verdachte in hoger beroep" voor de terechtzitting van het Hof van 17 oktober 2016 op 8 augustus 2016 als gewone brief uitgereikt aan de griffier van de rechtbank omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is;
(iii) blijkens een akte van uitreiking is de "dagvaarding van verdachte in hoger beroep" voor de terechtzitting van het hof van 17 oktober 2016, nadat deze tevergeefs is aangeboden op het adres [a-straat 1] te 's-Gravenhage omdat volgens mededeling van degene die zich op dat adres bevond, de geadresseerde daar niet woont noch verblijft, op 23 augustus 2016 uitgereikt aan de griffier van de rechtbank en is op 23 augustus 2016 een afschrift van de gerechtelijke brief verzonden aan voornoemd adres;
(iv) blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 17 oktober 2016 is aldaar noch de verdachte noch een voor de verdachte optredende raadsman verschenen;
(v) blijkens datzelfde proces-verbaal heeft het hof op 17 oktober 2016 tegen de verdachte verstek verleend.
5. De aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevatten niets waaruit kan volgen dat voor de behandeling van de zaak van de verdachte een afschrift van de dagvaarding aan een voor de verdachte optredend raadsman is gezonden.
6. Aan de cassatieschriftuur is gehecht een kopie van een brief van 12 februari 2016 van mr. J. Looman, advocaat te ’s-Gravenhage, aan de strafgriffie van het gerechtshof Den Haag. In deze brief stelt hij zich als raadsman van de verdachte.
7. Aan de cassatieschriftuur is voorts gehecht een verzendcontrolerapport waaruit valt af te leiden dat voornoemde brief, die in het rapport is afgedrukt, op 12 februari 2016 om 15:59 uur succesvol is verzonden aan het (fax)nummer 070-3813650, zijnde het destijds geldende faxnummer van de strafgriffie van het gerechtshof Den Haag.
8. Aan de cassatieschriftuur is tevens een kopie van een e-mail gehecht van [betrokkene 1], administratief medewerker bij het ressortsparket te Den Haag, aan mr. J. Looman, advocaat te s’-Gravenhage. Deze e-mail houdt het volgende in:
"Geachte mr. Looman,
Naar aanleiding van het telefoongesprek zojuist stuur ik u deze mail.
In de zaak [verdachte] heeft er helaas per abuis een administratieve fout plaatsgevonden. De zaak 22-000595-16 stond ten onrechte dubbel ingeboekt in ons systeem als hoofdzaak, naast 22-002766-16.
Uw stelbrief was na ontvangst ingeboekt onder rolnummer 22-000595-16 en in afwachting van ontvangst van het dossier in een voorlopige map gevoegd.
Aangezien de stukken in genoemde voorlopige map op nummer worden opgeborgen is na het verwijderen van de dubbele zaak, uw stelbrief per abuis niet opgemerkt. Nogmaals mijn excuses daarvoor.
Ik hoop u langs deze weg voldoende geïnformeerd te hebben.
(…)"
9. Gelet op het voorgaande moet in cassatie ervan worden uitgegaan dat zich wel een raadsman heeft gesteld maar dat het voorschrift van art. 51 (oud) Sv niet is nageleefd. Dit in het belang van de verdachte gegeven voorschrift is van zo grote betekenis, dat, al wordt dat niet uitdrukkelijk in de wet bepaald, de niet-nakoming ervan moet worden geacht aan een geldige behandeling van de zaak ter terechtzitting buiten tegenwoordigheid van de verdachte en diens raadsman in de weg te staan.1.
10. Het middel is terecht voorgesteld.
11. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 06‑03‑2018