Rb. Arnhem, 26-03-2008, nr. 158131
ECLI:NL:RBARN:2008:BC8823
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
26-03-2008
- Zaaknummer
158131
- LJN
BC8823
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2008:BC8823, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 26‑03‑2008; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 26‑03‑2008
Inhoudsindicatie
Bevoegheidsincident; objectieve en subjectieve cumulatie; vordering ex art. 843a Rv..
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 158131 / HA ZA 07-1148
Vonnis in incident van 26 maart 2008
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
BALLAST NEDAM N.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BALLAST NEDAM INDUSTRIE EN TOELEVERING B.V.,
gevestigd te Soest,
eiseressen in conventie in de hoofdzaak,
verweersters in reconventie in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
beide optredend voor zich en als lasthebbers op eigen naam van haar dochtermaatschappijen en groepsmaatschappijen, zoals opgesomd in de dagvaarding voor zover Ballast Nedam of haar bestuurders daar direct dan wel indirect ten tijde van de dagvaarding bestuurders van waren,
en voorts als lasthebbers van
STICHTING PENSIOENFONDS BALLAST NEDAM
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mrs. A. van Hees en T.R.B. de Greve te Amsterdam,
tegen
1. [gedaagde 1 hfdz.],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
procureur en advocaat mr. J.A.M.P. Keijser te Nijmegen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE FRABERG B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur en advocaat mr. J.A.M.P. Keijser te Nijmegen,
3. [eis. reconv. hfdz.].,
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
procureur mr. P.M. Wilmink,
advocaat mr. E. Lassche te Enschede,
4. [gedaagde 4 hfdz.].,
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
procureur mr. P.M. Wilmink,
advocaat mr. E. Lassche te Enschede,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AG FINANCIAL SERVICES B.V.,
gevestigd te Nieuw Amsterdam,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. P.M. Wilmink,
advocaat mr. E. Lassche te Enschede,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AG BEHEER B.V.,
gevestigd te Coevorden,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. P.M. Wilmink,
advocaat mr. E. Lassche te Enschede,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AG VASTGOED B.V.,
gevestigd te Coevorden,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. P.M. Wilmink,
advocaat mr. E. Lassche te Enschede,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEGO BOUWSTOFFEN B.V.,
gevestigd te Coevorden,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. P.M. Wilmink,
advocaat mr. E. Lassche te Enschede,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNITED P&O ADVIESGROEP B.V.,
gevestigd te Veenoord, gemeente Emmen,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. P.M. Wilmink,
advocaat mr. E. Lassche te Enschede.
Partijen zullen hierna ook als Ballast Nedam (eisers tezamen), [gedaagden 1+2 conventie]. (gedaagden in conventie sub 1 en 2) en [overige gedaagden conventie] (de overige gedaagden in conventie) aangeduid worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding tevens houdende een voorwaardelijke incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening
- -
de akte houdende vermeerdering van eis in het provisionele incident tevens akte houdende vermeerdering van eis in de hoofdzaak van Ballast Nedam d.d. 10 oktober 2007
- -
de conclusie van antwoord tevens conclusie van antwoord in het incident en antwoordakte inzake vermeerdering van eis in hoofdzaak en incident van [gedaagden 1+2 conventie]. van 10 oktober 2007
- -
de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie van [overige gedaagden conventie] d.d. 10 oktober 2007
- -
de akte houdende bezwaar tegen vermeerdering van eis van [overige gedaagden conventie] d.d. 24 oktober 2007
- -
de op 18 februari 2008 op verzoek van Ballast Nedam in het incident ex art. 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) gehouden pleidooien
- -
de antwoordakte in het incident van [overige gedaagden conventie] d.d. 5 maart 2008.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De vorderingen in de hoofdzaak in conventie en in reconventie
2.1.
In conventie vordert Ballast Nedam het volgende, waarbij de rechtbank zeer kort samengevat de volgens Ballast Nedam onderliggende problematiek aanduidt.
Ballast Nedam vordert:
in verband met bestellingen door Ballast Nedam van cement bij partij Hego waarover tussen [gedaagden conventie 1+2] en [overige gedaagden conventie] voor [gedaagden conventie 1+2] winstgevende afspraken zouden zijn gemaakt (dagvaarding 5.1)
- 1.
primair: hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 11.446.688,33 te betalen met rente en kosten,
subsidiair: hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 1.085.445,65 te betalen met rente en kosten,
meer subsidiair: hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 734.042,38 te betalen met rente en kosten,
uiterst subsidiair: hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 351.403,27 te betalen met rente en kosten,
in verband met voordeel dat persoonlijk door [gedaagden conventie 1+2] behaald zou zijn bij de overname door Ballast Nedam van de aan de Savelkouls-groep toebehorende Société d’Exploitation des Carrières d’Yvoir S.A. (dagvaarding 5.2)
- 2.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 440.291,74 te betalen met rente en kosten,
in verband met gestelde bevoordeling van De Fraberg bij de overname door Ballast Nedam van Zand- en Grindhandel v/h T. Verkaik (dagvaarding 5.3)
3.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 868.558,14, althans € 347.095,90 te betalen met rente en kosten,
in verband met gestelde benadeling van Ballast Nedam in overnameonderhandelingen met Fernhout B.V., die uiteindelijk, mede door bemiddeling van [gedaagden conventie 1+2], door [overige gedaagden conventie] is overgenomen (dagvaarding 5.4)
4.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 14.910.415,98, althans € 1.900.985,94 te betalen met rente en kosten,
in verband met de gestelde samenwerking tussen Ballast Nedam, [overige gedaagden conventie] en Eurobuildings 2002 S.L. (dagvaarding 5.5)
5.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 435.233,54 te betalen met rente en kosten,
in verband met diverse betalingen vanuit het buitenland aan [gedaagden conventie 1+2] (dagvaarding 5.6)
6.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 835.593,13 te betalen met rente en kosten,
in verband met de verkoop door Ballast Nedam aan NCD van Exploitatiemaatschappij Transportbeton B.V. en de aankoop door Ballast Nedam van NCD van Omnia Plaatvloer B.V., waarbij Ballast Nedam [overige gedaagden conventie] bevoordeeld zou hebben (dagvaarding 5.7)
7.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 5.790.571,08 te betalen met rente en kosten,
in verband met de verkoop van de betoncentrales te Diemen en te Eindhoven aan Cementbouw B.V., waarbij [gedaagden 1+2 conventie]. [overige gedaagden conventie] zou hebben laten meeprofiteren van de transacties van Ballast Nedam (dagvaarding 5.8)
8.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 1.700.732,47 te betalen met rente en kosten,
in verband met de verkoop van de Helmondse aan Mebin, welke overdracht [gedaagden conventie 1+2] belet zou hebben ten gunste van partij United P&O (dagvaarding 5.9)
9.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 529.923,05 te betalen met rente en kosten,
in verband met smeergeld dat [gedaagden conventie 1+2] ontvangen zou hebben uit de Spaansen-transactie van Ballast Nedam (dagvaarding 5.11)
10.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 575.391,75 te betalen met rente en kosten,
in verband met een KCE-Bouwsysteem dat [gedaagden 1+2 conventie]. met [overige gedaagden conventie] aan een derde verkocht zou hebben (dagvaarding 5.12)
11.
primair hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 1.276.886,49 te betalen met rente en kosten,
alsmede een verklaring voor recht dat [gedaagden conventie 1+2] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen zoals opgenomen in art. 16 en art. 19.2 van zijn arbeidsovereenkomst met Ballast Nedam N.V.,
subsidiair veroordeling van gedaagden, althans [gedaagden conventie 1+2] en De Fraberg om alle rechten en aanspraken en alle daarop betrekking hebbende bescheiden aan Ballast Nedam te leveren, althans ter beschikking te stellen, op verbeurte van een dwangsom en/of op straffe van lijfsdwang,
alsmede hoofdelijke veroordeling van gedaagden om Ballast Nedam alle geleden en nog te lijden schade op te maken bij staat, te vergoeden,
in verband met een schuldigverklaring van 30 oktober 2001 waarop De Fraberg een bedrag in rekening bracht aan partij AG Financial Services (dagvaarding 5.13)
12.
voor zover een of meer van de onder 1 tot en met 11 bedoelde vorderingen niet (geheel) wordt of worden toegewezen hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 5.817.815,47 te betalen met rente en kosten,
in verband met optreden van [gedaagden conventie 1+2] als adviseur/bemiddelaar op grond van een overeenkomst met AG Vastgoed (dagvaarding 6.1)
13.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 160.519,21 te betalen met rente en kosten,
in verband met door [gedaagden conventie 1+2] van Gebroeders Verkaik B.V. ontvangen gelden (dagvaarding 6.2)
14.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 9.127,23 te betalen met rente en kosten,
in verband met voor advies en begeleiding door [gedaagden conventie 1+2] van Lingen Beton ontvangen gelden (dagvaarding 6.3)
15.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 3.207,99 te betalen met rente en kosten,
in verband met door [gedaagden conventie 1+2] of De Fraberg ontvangen provisie uit nevenactiviteiten bij de verwerving door CRH Europe Products & Distribution (CRH Europe Holding B.V.) van Cementbouw Handel & Industrie Holdings B.V. (dagvaarding 6.4)
16.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 304.638,00 en € 9.919,79 te betalen met rente en kosten,
in verband met door [gedaagden conventie 1+2] ontvangen provisies van AG Vastgoed inzake Stichting Pensioenfonds TDV (dagvaarding 6.5)
17.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 572.740,90, althans € 353.123,21 te betalen met rente en kosten,
in verband met door [gedaagden conventie 1+2] van NCD als wederpartij van Ballast Nedam ontvangen gelden (dagvaarding 6.6)
18.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 5.485,88, € 6.949,02 en € 4.489,22 te betalen met rente en kosten,
in verband met door [gedaagden conventie 1+2] ontvangen commissarissenvergoeding van Scantech B.V. (dagvaarding 6.7)
19.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 182.435,15 te betalen met rente en kosten,
in verband met door [gedaagden conventie 1+2] ontvangen commissarissenvergoeding van Daas Baksteen Zeddam B.V. (dagvaarding 6.8)
20.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 16.706,58 te betalen met rente en kosten,
in verband met door [gedaagden conventie 1+2] ontvangen vergoedingen voor diensten verleend aan Brecon Systeemwanden B.V. (dagvaarding 6.9)
21.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 8.656,81 en € 9.265,96 te betalen met rente en kosten,
in verband met vergoedingen die [gedaagden conventie 1+2] wegens verleende diensten zou hebben ontvangen van Nabuurs Groep Haps B.V. (dagvaarding 6.10)
22.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 850,61 te betalen met rente en kosten,
in verband met overige schade, die Ballast Nedam zou hebben geleden en die zij stelt ex aequo et bono te begroten op grond van de volgens haar gebleken stelselmatige fraude door [gedaagden conventie 1+2] in samenwerking met [overige gedaagden conventie] (dagvaarding 7)
23.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 15.900.000,00 te betalen met rente en kosten,
in verband met het niet of niet correct nakomen door [gedaagden conventie 1+2] van zijn verplichtingen ex art. 2:9 Burgerlijk Wetboek (BW) en uit zijn arbeidsovereenkomst met Ballast Nedam N.V. (dagvaarding 8)
24.
een verklaring voor recht dat [gedaagden conventie 1+2] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn arbeidsovereenkomst en
ontbinding van deze overeenkomst behoudens de artikelen 15 (geheimhouding) en 19.2 (teruglevering bedrijfseigendommen), alsmede
een verklaring voor recht dat [gedaagden conventie 1+2] is gehouden tot ongedaanmaking van de door hem van of namens Ballast Nedam sinds 14 maart 1991, direct of indirect ontvangen prestaties en voordelen,
in verband met een door Ballast Nedam gestelde schending door [gedaagden conventie 1+2] van het verbod (art. 13 van de arbeidsovereenkomst) op nevenfuncties (dagvaarding 8.2)
25.
een verklaring voor recht dat [gedaagden conventie 1+2] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de art. 13 en 14 van zijn arbeidsovereenkomst,
26.
hoofdelijke veroordeling van [gedaagden conventie 1+2] en De Fraberg om zich strikt te houden aan de in art. 15 van de arbeidsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsverplichtingen op straffe van een dwangsom en, voor zover het [gedaagden conventie 1+2] betreft, lijfsdwang,
in verband met de teruglevering van bedrijfseigendommen (art. 19.2 van de arbeidsovereenkomst van [gedaagden conventie 1+2]) (dagvaarding 8.4)
27.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden, althans van [gedaagden conventie 1+2] en De Fraberg, om alle bedrijfseigendommen van Ballast Nedam, alsmede (kopieën van) correspondentie, tekeningen, aantekeningen en overige bescheiden betrekking hebbende op haar bedrijfsactiviteiten aan haar advocaat af te geven op verbeurte van een dwangsom en, voor de natuurlijke personen, op straffe van lijfsdwang,
alsmede onder dezelfde dwangmiddelen, aan Ballast Nedam op te geven aan welke derden zij bedrijfseigendommen van Ballast Nedam, alsmede (kopieën van) correspondentie, tekeningen, aantekeningen en overige bescheiden betrekking hebbende op haar bedrijfsactiviteiten hebben verstrekt,
en onder dezelfde dwangmiddelen het ertoe te leiden dat derden aan wie zij bedrijfseigendommen van Ballast Nedam, alsmede (kopieën van) correspondentie, tekeningen, aantekeningen en overige bescheiden betrekking hebbende op haar bedrijfsactiviteiten hebben verstrekt, deze aan hen of Ballast Nedam teruggeven,
in verband met salariskosten wegens het gestelde tekortschieten van [gedaagden conventie 1+2] in de nakoming van zijn arbeidsovereenkomst (dagvaarding 8.5-8.7)
28.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 4.870.068,32 te betalen met rente en kosten,
ten aanzien van het verstrekken van informatie en bescheiden, in het kader van de vaststellingsovereenkomst van 15 januari 2007 en de schikkingsovereenkomst van 21 februari 2007 (dagvaarding 9)
29.
veroordeling van [gedaagden conventie 1+2] en De Fraberg om op straffe van een dwangsom en, voor zover het [gedaagden conventie 1+2] betreft, lijfsdwang de gehele administratie van De Fraberg over de periode 1 mei 1991 tot en met 30 juni 2006 en alle bescheiden van [gedaagden conventie 1+2] die betrekking hebben op wat hij in deze periode van derden heeft ontvangen en/of als voordeel heeft genoten als gevolg van en/of gerelateerd aan zijn dienstverband bij Ballast Nedam, af te geven,
alsmede veroordeling van [gedaagden conventie 1+2] en De Fraberg om de verplichtingen opgenomen in art. 8 van de vaststellingsovereenkomst van 15 januari 2007 na te komen onder dezelfde dwangmiddelen,
ten aanzien van volgens Ballast Nedam werkelijk door haar gemaakte proces- en overige kosten (dagvaarding 10)
30.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden om aan Ballast Nedam € 360.586,30 te betalen met rente en kosten,
ten aanzien van de inkomens- en vermogenspositie van de gedaagden (dagvaarding 13)
31.
veroordeling van iedere gedaagde om op verbeurte van een dwangsom en op straffe van lijfsdwang inlichtingen en opgave te doen omtrent zijn of haar binnen- en buitenlandse inkomens- en vermogenspositie en omtrent voor verhaal vatbare binnen- en buitenlandse goederen.
- 2.2.
Bij vermeerdering van eis zijn hieraan de vorderingen toegevoegd om, kort samengevat:
32.
gedaagden hoofdelijk te bevelen de administratieve en overige bescheiden van [gedaagden 1+2 conventie]. en [overige gedaagden conventie] die zijn aangetroffen bij de inbeslagneming op de kantoor- en woonadressen van [overige gedaagden conventie] van 10 juli 2007 en in gerechtelijke bewaring zijn genomen, aan Ballast Nedam te leveren,
33.
gedaagden hoofdelijk te bevelen om alle benodigde feitelijke en rechtshandelingen – waaronder het geven van een schriftelijke opdracht aan de bewaarder – te verrichten om het ertoe te leiden dat de gerechtelijk bewaarder de onder 32 bedoelde stukken aan Ballast Nedam afgeeft,
34.
gedaagden hoofdelijk te bevelen een afschrift van deze opdracht aan de advocaat van Ballast Nedam te zenden,
35.
op overtreding van de onder 32, 33 en 34 bedoelde bevelen een dwangsom te stellen alsmede lijfsdwang voor zover het de gedaagden-natuurlijke personen betreft,
36.
een en ander met veroordeling van de gedaagden in de proceskosten.
- 2.3.
De grondslag voor de vordering in reconventie ligt in de gevolgen van op verzoek van Ballast Nedam ten laste van [overige gedaagden conventie] gelegde beslagen. Zij stellen dat deze ten onrechte zijn gelegd, disproportioneel zijn en hen schade hebben toegebracht. Zij vorderen kort samengevat
- 1.
een verklaring voor recht dat de door Ballast Nedam gelegde conservatoire beslagen, al dan niet met bewaring, onrechtmatig zijn,
- 2.
opheffing van alle conservatoire beslagen,
- 3.
hoofdelijke veroordeling van Ballast Nedam tot betaling aan Hego Bouwstoffen B.V. van € 21.000.000,00 met rente,
- 4.
hoofdelijke veroordeling van Ballast Nedam tot betaling aan [overige gedaagden conventie] van een bedrag aan schadevergoeding als op te maken bij staat,
- 5.
hoofdelijke veroordeling in de proceskosten.
- 2.4.
In conventie en in reconventie wordt gemotiveerd verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen gaat de rechtbank hierna voor zover nodig in.
3. De bevoegdheid van de civiele sector van de rechtbank
3.1.
Allereerst ligt naar aanleiding van de vorderingen in conventie de vraag naar de bevoegdheid van de civiele sector van de rechtbank voor. Ballast Nedam legt aan haar vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag onrechtmatige daad en bestuurders-aansprakelijkheid, voor een deel ook ongerechtvaardigde verrijking. Ten aanzien van het deel van haar vorderingen dat op de arbeidsovereenkomst tussen Ballast Nedam N.V. en [gedaagden conventie 1+2] gebaseerd is, stelt zij in de dagvaarding (onder 232) dat de niet-nakoming van de arbeidsovereenkomst een subsidiaire grondslag van haar vordering is naast de primair gestelde bestuurdersaansprakelijkheid op grond van art. 2:9 BW (dagvaarding onder 231).
3.2.
Art. 93 sub c Rv. bepaalt dat zaken betreffende een arbeidsovereenkomst ongeacht het beloop of de waarde van de vordering worden behandeld en beslist door de kantonrechter. In het geval van objectieve cumulatie trekt de vordering uit de arbeidsovereenkomst in beginsel ook de andere vorderingen die door de desbetreffende eiser tegenover de desbetreffende gedaagde zijn ingesteld, naar de kantonrechter (art. 94 Rv.).
3.3.
In het onderhavige geval doet zich niet alleen objectieve, maar ook subjectieve cumulatie voor. De objectieve cumulatie betreft een grote hoeveelheid vorderingen op de zojuist onder 3.1 bedoelde grondslagen, de subjectieve betreft vorderingen van Ballast Nedam N.V. en Ballast Nedam Industrie en Toelevering en hun eenenveertig dochter- en kleindochtervennootschappen en de stichting met wier lastgeving Ballast Nedam procedeert, en tegen [gedaagden conventie 1+2] en acht andere gedaagden.
3.4.
De wet bevat geen regeling voor de subjectieve cumulatie in verband met de bevoegdheid van de kantonrechter.
3.5.
Het feit dat er sprake is van subjectieve cumulatie brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat zij thans de vraag dient te beantwoorden of zij gelet op het oordeel dat zij zich thans over de onderwerpen van de zaak kan vormen, verwijzing op grond van het onderwerp van het geschil naar de kantonrechter nodig acht.
3.6.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden van dit geval de zaak ongeschikt maken voor behandeling door één rechter. Deze omstandigheden zijn:
- -
de subjectieve cumulatie van de vordering van Ballast Nedam N.V. op grond van de arbeidsovereenkomst met vorderingen van, in conventie, drieënveertig medeëisers tegen acht medegedaagden,
- -
de objectieve cumulatie van een groot aantal – zesendertig waarvan sommige uit meerdere onderdelen bestaan – vorderingen op een aantal grondslagen waarvan onrechtmatige daad en bestuurdersaansprakelijkheid de belangrijkste zijn,
- -
de dringende noodzaak om de vorderingen tot hoofdelijke veroordeling tot betaling van uitzonderlijk grote geldsbedragen – tot in totaal meer dan € 60.000.000,00 – die zijn ingesteld tegen onder meer drie natuurlijke personen, meervoudig te behandelen,
- -
het ontbreken van een vordering tot verwijzing en voeging na verwijzing.
3.7.
De wetgever heeft voorzien in verwijzing door de kantonrechter naar een meervoudige kamer ook in het geval dat een van de voorliggende vorderingen een arbeidsovereenkomst betreft, als de rechter de zaak ongeschikt acht voor behandeling en beslissing door één rechter (art. 98 Rv.). Daarom acht de rechtbank zich vrij om tot ditzelfde oordeel te komen, dat de zaak ongeschikt is voor behandeling en beslissing door één rechter, en acht zij zich bevoegd om van de gehele zaak kennis te nemen.
4. De incidentele vorderingen en het bezwaar tegen de vermeerderingen van eis
4.1.
In het incident vorderde Ballast Nedam aanvankelijk onder de voorwaarden dat een of meer gedaagde(n) verstek zou(den) laten gaan of enig incident zouden opwerpen bij de conclusie van antwoord in de hoofdzaak, hoofdelijke veroordeling van [gedaagden 1+2 conventie]. en [overige gedaagden conventie] om haar € 26.500.000,00, subsidiair een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te betalen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2007. Omdat niet is voldaan aan de voorwaarden waaronder deze vordering is ingesteld, behoeft zij geen behandeling.
4.2.
Wel ligt ter behandeling de incidentele vordering voor om, samengevat:
- 1.
[gedaagden 1+2 conventie]. en [overige gedaagden conventie] hoofdelijk te bevelen om binnen één dag na betekening van het vonnis alle bescheiden waarop conservatoir verhaalsbeslag is gelegd en die in bewaring zijn genomen – omschreven in de desbetreffende beslagexploiten – aan haar af te geven, onder verbeurte van een dwangsom en, voor zover het [de overige gedaagden in conventie] betreft, op straffe van lijfsdwang,
- 2.
[gedaagden 1+2 conventie]. en [overige gedaagden conventie] hoofdelijk te veroordelen om binnen één dag na betekening van het vonnis alle benodigde feitelijke en rechtshandelingen te verrichten, waaronder het aan de gerechtelijke bewaarder van de bescheiden waarop op 17 juli 2007 beslag tot afgifte – zogenaamd bewijsbeslag – is gelegd, verstrekken van een rechtsgeldig ondertekende schriftelijke opdracht tot het door deze gerechtelijke bewaarder aan Ballast Nedam afgeven van deze bescheiden onder verbeurte van een dwangsom en, voor zover het [de overige gedaagden in conventie] betreft, op straffe van lijfsdwang,
- 3.
[gedaagden 1+2 conventie]. en [overige gedaagden conventie] hoofdelijk te veroordelen om binnen één dag na betekening van het vonnis aan de advocaat van Ballast Nedam mr de Greve deugdelijk afschrift te zenden van de opdracht aan de deurwaarder om de onder 1. hierboven bedoelde bescheiden af te geven aan Ballast Nedam, onder verbeurte van een dwangsom en, voor zover het [de overige gedaagden in conventie] betreft, op straffe van lijfsdwang,
4.3.
De onder 4.2 bedoelde incidentele vordering is door Ballast Nedam ingesteld bij de akte houdende onder meer vermeerdering van eis in het provisionele incident van 10 oktober 2007. Tegen deze vermeerdering van eis heeft [overige gedaagden conventie] zich verzet. De rechtbank is, zoals reeds op de zitting van 18 februari 2008 uitgesproken, van oordeel dat hier ondanks de betiteling van de akte geen sprake is van een vermeerdering van de incidentele eis zoals ingesteld bij dagvaarding, maar van een nieuw incident. De vordering ex art. 843a Rv. waarom het nu gaat, staat los van de aanvankelijke provisionele vordering en kan behoudens de eisen van een goede procesorde in elk stadium van de procedure worden ingesteld. Er is hiermee sprake van een nieuwe incidentele vordering, maar niet van een vermeerdering van de al eerder, voorwaardelijk ingestelde. Er kan dan ook geen sprake zijn van verzet tegen een vermeerdering van eis in het incident. Het verzet is daarom op 18 februari 2008 ongegrond verklaard. Inmiddels heeft [overige gedaagden conventie] alsnog bij akte kunnen reageren op de incidentele vordering ex art. 843a Rv.
4.4.
Aan het onder 4.3 overwogene doet, nu het vooralsnog gaat om het incident ex art. 843a Rv., niet af dat de eis in de hoofdzaak met een vrijwel gelijke vordering is vermeerderd. Voor zover het bezwaar tegen de vermeerdering van eis zich tegen deze vermeerdering van eis in de hoofdzaak richt, wordt het ongegrond verklaard, omdat de eiswijziging niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
5. De beoordeling in het incident
5.1.
De incidentele vordering is gebaseerd op art. 843a Rv., zij het dat Ballast Nedam tevens steun daarvoor zoekt in een aantal andere bepalingen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank zal op praktische gronden eerst op deze andere bepalingen ingaan.
5.2.
Ballast Nedam stelt dat ook op grond van art. 475g Rv. gedaagden in het incident jegens haar verplicht zijn alle inlichtingen omtrent hun inkomens- en vermogenspositie en voor verhaal vatbare goederen te verschaffen. Dit standpunt is, zoals [overige gedaagden conventie] terecht aanvoert, onjuist. De tekst van dit artikel luidt weliswaar “Een schuldenaar is verplicht (…) desgevraagd zijn bronnen van inkomsten op te geven”, maar het staat in de afdeling die over executoriaal derdenbeslag handelt en is ook op die situatie – en, op grond van art. 720 Rv., op het leggen van conservatoir derdenbeslag, waarvan hier evenmin sprake is, althans wat niet aan het opvragen van de stukken ten grondslag is gelegd – toegeschreven. Het door Ballast Nedam aangevoerde arrest (HR 20 september 1991, NJ 1992, 552), spreekt in dit verband van de verplichting van de schuldenaar om “een schuldeiser die een veroordeling tot betaling van een geldsom jegens hem verkreeg” inlichtingen omtrent zijn inkomens- en vermogenspositie te verschaffen. Deze situatie doet zich hier niet voor.
5.3.
Ballast Nedam legt aan haar incidentele vordering voorts de strekking van de artt. 21 en 22 Rv. ten grondslag. Deze zien echter blijkens hun bewoordingen niet op de in dit incident voorliggende situatie. Ballast Nedam heeft niet aangegeven waarom dit wel het geval zou zijn. Het bewijsartikel, art. 150 Rv., dat Ballast Nedam in dit verband noemt, is in dit stadium van de procedure niet aan de orde. Een en ander sluit niet uit dat in een later stadium van de procedure toepassing van deze artikelen op gegevens uit de stukken waarop thans de incidentele vordering zich richt, aan de orde kan komen. Dat brengt op zichzelf niet mee dat eisen van een behoorlijke procesorde of van proceseconomie thans tot toewijzing van de incidentele vordering zouden moeten leiden.
5.4.
De rechtbank komt dan toe aan de beoordeling van de incidentele vordering op grond van art. 843a Rv. zelf. Wil een vordering ex art. 843a Rv. voor toewijzing in aanmerking komen, dan moet allereerst zijn voldaan aan de vereisten van lid 1 van dat artikel. Aan deze vereisten zal de rechtbank thans de vordering toetsen.
5.5.
Wil het verzoek toewijsbaar zijn, dan moet degene die het verzoek doet, daarbij rechtmatig belang hebben. Dit ontbreekt volgens [overige gedaagden conventie] omdat Ballast Nedam geen vordering op hem heeft. Er is tussen hen geen rechtsbetrekking zoals in art. 843a geëist wordt (“bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn”). Dit verweer verwerpt de rechtbank. Ballast Nedam legt aan haar vordering onrechtmatig handelen van alle gedaagden jegens haar ten grondslag. Zij heeft deze vordering – los van de vraag naar de toewijsbaarheid ervan – voorshands geoordeeld voldoende onderbouwd om haar ter beoordeling aan de rechtbank voor te kunnen leggen. De gevolgen van onrechtmatig handelen zoals door Ballast Nedam gesteld, zijn niet uitgezonderd van de rechtsbetrekking bedoeld in art. 843a lid 1 Rv. (HR 18 februari 2000, NJ 2001, 259).
5.6.
Ballast Nedam, zo stellen [gedaagden 1+2 conventie]. en [overige gedaagden conventie], beschikt over uitputtende FIOD-informatie. De rechtbank is van oordeel dat het hebben van de beschikking over een dossier en een rapport dat de administratieve bescheiden betreft, niet gelijk te stellen is met het hebben van de beschikking over of inzage in de originele stukken waarop het dossier of rapport gebaseerd is, en verwerpt daarom dit verweer.
5.7.
Met klem wordt betoogd dat Ballast Nedam de reeds door haar verkregen informatie misbruikt om insinuerende opmerkingen zowel in deze procedure als in de pers te maken. [overige gedaagden conventie] stelt reden te hebben om te vrezen dat als de incidentele vordering wordt toegewezen, ‘zijn hele hebben en houden op straat komt te liggen.’ Om diezelfde reden voert [overige gedaagden conventie] in dit verband aan gewichtige redenen te hebben om niet af te geven in de zin van art. 843a lid 4 Rv.. Ballast Nedam heeft bovendien kennelijk eigen rechter gespeeld, stelt [overige gedaagden conventie], en aan de hand van haar in handen gekomen debiteurenlijsten allerlei derdenbeslagen laten leggen.
5.8.
Dat in processtukken insinuerende opmerkingen worden gemaakt, is niet ongebruikelijk, weet de rechtbank uit ervaring, en daaraan gaat zij dan ook voorbij. Mocht dit gebeuren naar buiten en in het bijzonder naar de pers, dan staan [gedaagden 1+2 conventie]. en [overige gedaagden conventie] de middelen ter beschikking die de wet hen verschaft om dit verder te voorkomen, in het bijzonder het kort geding. Het risico van ‘lekken’ naar buiten levert op zichzelf noch een beletsel op voor toewijzing van een op art. 843a Rv. gebaseerde vordering noch een gewichtige reden om niet aan zo’n vordering te voldoen in de zin van lid 4 van het artikel.
5.9.
Dat Ballast Nedam nu zij de beschikking heeft over gegevens over debiteuren van [overige gedaagden conventie] daarvan gebruik maakt om derdenbeslagen te leggen, is niet in strijd met de bevoegdheden die de wet haar geeft om zich zekerheid te verschaffen.
5.10.
Voor zover [overige gedaagden conventie] zich erop beroept dat hij zich in reconventie niet, zoals Ballast Nedam betoogt, beroept op zijn administratie, maar op een met betrekking tot die administratie uitgebrachte rapportage, hetgeen van belang kan zijn in verband met art. 85 Rv., passeert de rechtbank zijn betoog. Ook als het juist is dat [overige gedaagden conventie] zich beroept op deze rapportage, dan gaat het in die rapportage om de administratie en dienen de gegevens uit die administratie zelf in de beoordeling van de vordering betrokken te kunnen worden.
5.11.
Het moet bij een vordering ex art. 843a Rv. gaan om inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden. [overige gedaagden conventie] stelt dat de bescheiden waarom het in de vordering gaat, te weinig gespecificeerd zijn.
5.12.
‘Fishing expeditions’ met behulp van art. 843a Rv. moeten worden voorkomen, zo blijkt uit de Memorie van Toelichting bij dit artikel. “Art. 843a Rv biedt dus niet de mogelijkheid voor het opvragen van documenten waarvan de eiser slechts vermoedt dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan zijn stellingen. De voorwaarde dat de eiser partij moet zijn in de rechtsbetrekking waarop de opgevraagde documenten betrekking hebben, heeft kennelijk de strekking zulke ‘fishing expeditions’ de pas af te snijden en kan daarom, zonder ingrijpen van de wetgever, niet uit art. 843a Rv worden weggedacht.” Aldus AG Strikwerda in zijn conclusie bij HR 18 februari 2000, NJ 2001, 259.
5.13.
Ter vermijding van fishing expeditions is de eis gesteld dat het om ‘bepaalde’ bescheiden gaat. Positief geformuleerd gaat het hier in de woorden van Minister van Justitie Korthals Altes (Algemene Beraadslaging EK, Parlementaire Geschiedenis van het Nieuwe Bewijsrecht, Deventer, 1988, blz. 417) om “de situatie, dat de inhoud van een schriftelijk bewijsmiddel aan een partij in beginsel wel bekend is, maar dat zij het niet in haar bezit heeft, terwijl zij het desbetreffende stuk bij voorbeeld in een procedure zou willen overleggen.”
5.14.
[overige gedaagden conventie] stelt dat anders dan art. 843a Rv. mogelijk maakt, de vordering van Ballast Nedam niet is gericht tot “degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft”, maar te breed is, namelijk gericht op hoofdelijke veroordeling van alle gedaagden. [gedaagden 1+2 conventie]. stelt dat alle roerende zaken en bescheiden die in beslag zijn genomen en onder gerechtelijke bewaring zijn gesteld, eigendom zijn van of toebehoren aan [overige gedaagden conventie]. Ook volgens hem is de vordering dus te weinig gespecificeerd.
5.15.
De bescheiden waarom het hier gaat, zijn in beslag genomen. In het verzoekschrift waarop op 11 juli 2007 door de voorzieningenrechter in Amsterdam verlof tot het leggen van dat beslag is gegeven, wordt niet van concrete bescheiden gerept. Het verlof zag onder meer op het in gerechtelijke bewaring nemen van alle roerende zaken op de kantoor- en woonadressen van [overige gedaagden conventie]. Hierop wijst Ballast Nedam in haar incidentele vordering en daaraan voegt zij het volgende toe. “Op de kantoor- en woonadressen van [overige gedaagden conventie] zijn door de ingeschakelde deurwaarders administratieve en overige bescheiden van [gedaagden 1+2 conventie]. (dus niet alleen van [overige gedaagden conventie]) aangetroffen en in gerechtelijke bewaring genomen (…).” Als het beslag gelegd is, verzoekt Ballast Nedam verlof zogenaamd bewijsbeslag te leggen ten laste van [gedaagden 1+2 conventie]. en [overige gedaagden conventie] omdat “op een of meerdere locaties (…) door de ingeschakelde deurwaarders administratieve bescheiden zijn aangetroffen en in gerechtelijke bewaarneming genomen” die volgens Ballast Nedam betrekking hebben op de door haar gestelde fraude. Zij wijst er daarbij op dat de deurwaarders op dat moment nog bezig zijn een specificatie op te stellen van de bescheiden die onder meer bestaan uit ordners, bankafschriften, correspondentie en computergegevens. Het verlof tot bewaring van deze zaken in afwachting van een beslissing in de procedure ex art. 843a Rv. is gegeven door de voorzieningenrechter te Amsterdam op 17 juli 2007.
5.16.
Anders dan Ballast Nedam stelt bevatten de processen-verbaal van inbeslagneming geen nauwkeurige beschrijving van de bewuste bescheiden in die zin dat met die omschrijving de inhoud van de bescheiden aan Ballast Nedam bekend is in de hierboven aangegeven, door de Minister bedoelde zin (5.12). Zij bevatten slechts een nauwkeurige beschrijving van de soorten bescheiden, in het bijzonder door de weergave van de inhoudsaanduiding van ordners en hangmappen, zoals bijvoorbeeld: AG Vastgoedgroep projecten 2005, Hego 1999 Grootboek, 1998 Hego, Euro ABN-AMRO mei/juni/juli Hego 2004, 200550 N.V. Multimix, 200631 Prefabo Beton IJsselmuiden, Kerst 2006, 200005 Betonwarenfabriek Elst, 200349 Heembeton vloersystemen, Ballast Nedam Milieutechniek, Readymix 1998 en Ballast delen 1, 2 en 3.
5.17.
Het standpunt van Ballast Nedam dat de in gerechtelijke bewaring genomen bescheiden betrekking hebben op de fraude zoals die volgens haar heeft plaatsgevonden, omdat [gedaagden 1+2 conventie]. en [overige gedaagden conventie] in hun onderlinge samenwerking als dagelijkse praktijk hadden het benadelen van Ballast Nedam, kan ten dele juist zijn. Dit kan echter alleen voor zover zij daarmee bedoelt dat als die benadeling de dagelijkse praktijk was, het allerminst uitgesloten is dat zich onder de bescheiden stukken bevinden die, evenals de reeds door Ballast Nedam overgelegde stukken, door haar kunnen worden uitgelegd als bewijs van de onrechtmatige daad die dit benadelen oplevert.
5.18.
Daarmee zijn de stukken nog geen schriftelijke bewijsmiddelen waarvan Ballast Nedam de inhoud in beginsel kent zonder over de bewijsmiddelen zelf te beschikken. Haar vordering ex art. 843a Rv. is geen fishing expedition in die zin dat zij aan de hand van de bescheiden wil nagaan of er wellicht onrechtmatig gehandeld is, maar wel in die zin dat zij de bescheiden vooralsnog voor geen ander doel nodig kan hebben dan om na te gaan of de bescheiden nader bewijs van het door haar gestelde en wellicht ook bewijs voor nog niet door haar geponeerde feiten inhouden. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de vordering daarmee niet aan de eis van art. 843a Rv. dat zij bepaalde bescheiden moet betreffen.
5.19.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de aanduiding van de vele opschriften op ordners en hangmappen die de rechtbank noemt onder 5.16, het voorgaande niet anders maakt nu Ballast Nedam niet gespecificeerd aangeeft dat die aanduiding meebrengt dat bepaalde ordners en hangmappen bepaalde stukken bevatten die zij bijvoorbeeld in deze procedure zou willen overleggen.
5.20.
Het voorgaande betekent dat bij gebreke van een voldoende bepaaldheid van de bescheiden de vordering ex art. 843a Rv. moet worden afgewezen.
5.21.
De beslissing op de proceskosten in het incident zal worden aangehouden totdat in de hoofdzaak over de proceskosten beslist wordt.
6. De hoofdzaak
6.1.
Nu in de hoofdzaak door alle gedaagden voor antwoord is geconcludeerd, zal de rechtbank een comparitie na antwoord bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Daarbij kan de mogelijkheid van doorverwijzing naar een mediator aan de orde komen.
6.2.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen – ook in het nadeel van die partij – kan maken die zij geraden zal achten.
6.3.
De partijen dienen de stukken waarop zij tijdens de comparitie een beroep willen doen, uiterlijk vier weken – de rechtbank wijkt in verband met de omvang van de zaak hier af van de gebruikelijke twee weken – tevoren in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toe te zenden.
6.4.
Bij de behandeling van de zaak ter comparitie zullen onder meer de volgende onderwerpen aan bod komen.
- -
Uit welke verklaring van de betrokken rechtspersonen kan de bevoegdheid van Ballast Nedam om niet alleen namens hen te procederen, maar ook, bij een toewijzend vonnis te incasseren, worden afgeleid in verband met de stelling van eisers in conventie dat zij optreden voor zich en als lasthebbers op eigen naam van haar dochtermaatschappijen en groepsmaatschappijen, zoals opgesomd in de dagvaarding, voor zover Ballast Nedam of haar bestuurders daar direct dan wel indirect ten tijde van de dagvaarding bestuurders van waren, en voorts als lasthebbers van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam?
- -
Is de strekking van de vorderingen in conventie onder 27 en 29, waarvan de tekst in de dagvaarding niet geheel duidelijk is, hierboven (onder 2.1) juist weergegeven?
- -
In hoeverre is de arbeidsovereenkomst, zoals Ballast Nedam stelt (dagvaarding onder 232) een subsidiaire grondslag naast de primaire grondslag die in dit verband met name in art. 2:9 BW gevonden moet worden?
- -
Ten aanzien van een aantal onderdelen van de vordering in conventie is vooralsnog de rol van [overige gedaagden conventie] niet duidelijk. Dit leidt tot de vraag waarop de hoofdelijke vorderingen zijn gebaseerd ten aanzien van de gestelde betalingen vanuit het buitenland aan [gedaagden conventie 1+2] (dagvaarding 5.6), het smeergeld dat door [gedaagden conventie 1+2] zou zijn ontvangen uit de Spaansen-transactie (dagvaarding 5.11), de door [gedaagden conventie 1+2] van Gebroeders Verkaik B.V. ontvangen gelden (dagvaarding 6.2), het advies en de begeleiding door [gedaagden conventie 1+2] van Lingen Beton (dagvaarding 6.3), de door [gedaagden conventie 1+2] ontvangen commissarissenvergoeding van Scantech B.V. (dagvaarding 6.7) en van Daas Baksteen Zeddam B.V. (dagvaarding 6.8), de door [gedaagden conventie 1+2] ontvangen vergoedingen voor diensten verleend aan Brecon Systeemwanden B.V. (dagvaarding 6.9), de vergoedingen die [gedaagden conventie 1+2] zou hebben ontvangen wegens verleende diensten van Nabuurs Groep Haps B.V. (dagvaarding 6.10), en de gestelde schendingen van [gedaagden conventie 1+2]s verbod op nevenfuncties (dagvaarding 8.2)?
6.5.
Naast de onder 6.4 geformuleerde vragen zal de rechtbank wellicht bij een nadere bestudering van het dossier nog meer vragen tegenkomen die zij ter comparitie behandeld wil zien. Zij zal partijen daarover nader informeren bij brief op een termijn van ten minste zes weken vóór de comparitiedatum.
6.6.
Partijen wordt verzocht bij het doorgeven van verhinderdata rekening te houden met de termijnen van vier en zes weken voor de zittingsdatum die onder 6.3 en 6.5 bedoeld zijn.
6.7.
Ter comparitie zal niet de gelegenheid worden geboden om te pleiten, waarbij onder pleiten wordt verstaan het juridisch beargumenteren van de zaak aan de hand van een voorbereide, uitgeschreven pleitnotitie.
6.8.
Thans zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
7. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende
in het incident
7.1.
wijst de incidentele vordering ex art. 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering af,
7.2.
houdt de beslissing over de kosten aan,
in de hoofdzaak
7.3.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van deze meervoudige kamer van de rechtbank in het paleis van justitie te Arnhem, aan de Walburgstraat 2-4, op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
7.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 9 april 2008 voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de maandagen in de maanden juni, september en oktober 2008, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
7.5.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen,
7.6.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
7.7.
wijst partijen er op, dat voor de zitting vier uren zullen worden uitgetrokken, te beginnen om 10.00 uur of om 13.00 uur,
7.8.
bepaalt dat [gedaagden conventie 1+2], De Gooijer sr. en De Gooijer jr. dan in persoon aanwezig moeten zijn en dat de overige partijen dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
7.9.
verzoekt de tijdige toezending van de stukken (zie 6.3),
7.10.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.D.A. den Tonkelaar, M.J. Blaisse en T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2008.