Deze zaak hangt samen met 08/03181P ([verdachte]) waarin ik ook vandaag concludeer.
HR, 09-03-2010, nr. 08/03185
ECLI:NL:HR:2010:BK9233
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
09-03-2010
- Zaaknummer
08/03185
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BK9233
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2010:BK9233, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑03‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BK9233
ECLI:NL:HR:2010:BK9233, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑03‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BK9233
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2010/128
Conclusie 09‑03‑2010
Mr. Machielse
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]1.
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te 's‑Gravenhage bij arrest van 18 juni 2008 wegens ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’ en ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’ veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 200 uren en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft het Hof de vordering tot tenuitvoerlegging toegewezen van de door de politierechter in de rechtbank 's‑Gravenhage bij vonnis van 7 juni 2005 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, in die zin dat het Hof in plaats van de tenuitvoerlegging van deze straf, een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van veertien uren heeft gelast.
2.
Verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld. Mrs. G.P. Hamer en B.P. de Boer, advocaten te Amsterdam, hebben een schriftuur ingezonden, houdende een middel van cassatie.
3.1
Het middel komt op tegen de afwijzing van een verzoek van de verdachte om verbalisant [verbalisant 1] ter terechtzitting als getuige te horen.
3.2
Het arrest is mede gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 oktober 2007 waaromtrent het proces-verbaal onder meer inhoudt:
‘De verdachte legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, inhoudende — zakelijk weergegeven— :
(…)
Ik had een verzoek ingediend om de verbalisant [verbalisant 1] als getuige te horen. Ik begrijp dat ik deze brief aan een verkeerde instantie heb gestuurd en dat mijn brief het gerechtshof niet heeft bereikt. Ik herhaal bij deze mijn verzoek om de verbalisant [verbalisant 1] ter terechtzitting als getuige te horen.
Deze verbalisant kan verklaren over de dag van 7 december 2005, nadat ik met mijn auto naar [a-straat] te Leiden was gereden zoals ik hierboven heb verklaard. Tevens kan deze verbalisant verklaren dat er na de ontmanteling spullen van de hennepkwekerij in mijn loods zijn achtergebleven.’
en
‘Het hof onderbreekt vervolgens het onderzoek voor beraad. Na beraad wordt het onderzoek hervat en deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat:
het hof van oordeel is dat nader onderzoek door het openbaar ministerie nodig is naar de feiten en omstandigheden die relevant kunnen zijn in het licht van het ter terechtzitting gevoerde verweer. Voorts wenst het hof nader geïnformeerd te worden over de feitelijke grondslag van de conclusie dat het op een assimilatielamp aangetroffen vingerspoor van de verdachte afkomstig is en niet van iemand anders.
Het gerechtshof, gehoord de verdachte en de advocaat-generaal, schorst hierop het onderzoek tot het tijdstip van een nader te bepalen terechtzitting;
- —
wijst voorshands af het verzoek tot het horen als getuige van verbalisant [verbalisant 1];
- —
verzoekt de advocaat-generaal ter fine als voormeld aan het dossier toe te voegen alle zodanige nadere informatie die relevant kan zijn in het licht van het ter terechtzitting gevoerde verweer en stelt daartoe de stukken in handen van de advocaat-generaal;
(…)’
3.3
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 juni 2008, waarop het Hof in gewijzigde samenstelling met instemming van de verdachte en de advocaat-generaal het onderzoek in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van de schorsing ter terechtzitting van 15 oktober 2007 hervat, houdt niets in omtrent een nadere beslissing op het verzoek van verdachte om een getuige te horen. Gelet hierop moet de onder 3.2 weergegeven beslissing van het Hof, die kennelijk als voorlopig bedoeld was, worden beschouwd als een definitieve beslissing.2.
3.4
Het door verdachte ter terechtzitting gedane verzoek om een verbalisant als getuige te horen, is een verzoek als bedoeld in art. 328 Sv in verbinding met art. 415 Sv. Maatstaf voor de beoordeling van een zodanig verzoek is ingevolge art. 315, eerste lid, Sv in verbinding met art. 415 Sv of van de noodzaak van het verzochte is gebleken.3. Nu het Hof de afwijzing van het verzoek niet heeft voorzien van een motivering en dus ook niet duidelijk heeft gemaakt aan de hand van welke maatstaf het verzoek is afgewezen, is de afwijzing ontoereikend gemotiveerd.
Het middel slaagt.
4.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
5.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's‑Gravenhage teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 09‑03‑2010
Vgl. HR 19 juni 2007, NJ 2007, 625, m.nt. PMe, ook genoemd in de schriftuur.
Waarbij in bepaalde gevallen de eis van een eerlijke procesvoering meebrengt dat het gerechtshof bij toepassing van het ‘noodzakelijkheidscriterium’ de desbetreffende omstandigheden in zijn afweging betrekt. Dat kan dan betekenen dat de concrete toepassing van het noodzakelijkheidscriterium niet wezenlijk verschilt van wat met de toepassing van het criterium van het ‘verdedigingsbelang’ zou worden bereikt. Zie HR 19 juni 2007, NJ 2007, 626, m.nt. PMe.
Uitspraak 09‑03‑2010
Inhoudsindicatie
Afwijzing getuigenverzoek. Maatstaf. Het Hof heeft op een eerdere ttz. het desbetreffende getuigenverzoek "voorshands" afgewezen. In aanmerking genomen dat uit het pv van de ttz., waarop het onderzoek door het Hof is hervat, niet blijkt dat het Hof een nadere beslissing op het verzoek heeft gegeven of dat het verzoek alsnog door verdachte met zoveel woorden is ingetrokken, moet ‘s Hofs beslissing, ofschoon door het Hof kennelijk als voorlopig bedoeld, niettemin worden beschouwd als de definitieve beslissing op het verzoek. Maatstaf bij de beslissing op een zodanig verzoek is of de noodzaak daarvan is gebleken. Het Hof heeft de afwijzing van dat verzoek niet gemotiveerd zodat niet kan worden beoordeeld of het Hof bij die afwijzing de juiste maatstaf heeft gehanteerd.
9 maart 2010
Strafkamer
nr. 08/03185
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 18 juni 2008, nummer 22/001804-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de afwijzing van een verzoek van de verdachte om de verbalisant [verbalisant 4] ter terechtzitting als getuige te horen.
2.2. Het in het middel bedoelde verzoek is door de verdachte gedaan ter terechtzitting van het Hof van 15 oktober 2007. Het daarvan opgemaakt proces-verbaal houdt onder meer het volgende in:
"De verdachte legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
(...)
Ik had een verzoek ingediend om de verbalisant [verbalisant 4] als getuige te horen. Ik begrijp dat ik deze brief aan een verkeerde instantie heb gestuurd en dat mijn brief het gerechtshof niet heeft bereikt.
Ik herhaal bij deze mijn verzoek om de verbalisant [verbalisant 4] ter terechtzitting als getuige te horen. Deze verbalisant kan verklaren over de dag van 7 december 2005, nadat ik met mijn auto naar [a-straat] te Leiden was gereden zoals ik hierboven heb verklaard. Tevens kan deze verbalisant verklaren dat er na de ontmanteling spullen van de hennepkwekerij in mijn loods zijn achtergebleven.
(...)
Het hof onderbreekt vervolgens het onderzoek voor beraad. Na beraad wordt het onderzoek hervat en deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat:
het hof van oordeel is dat nader onderzoek door het openbaar ministerie nodig is naar de feiten en omstandigheden die relevant kunnen zijn in het licht van het ter terechtzitting gevoerde verweer. Voorts wenst het hof nader geïnformeerd te worden over de feitelijke grondslag van de conclusie dat het op een assimilatielamp aangetroffen vingerspoor van de verdachte afkomstig is en niet van iemand anders.
Het gerechtshof, gehoord de verdachte en de advocaat-generaal, schorst hierop het onderzoek tot het tijdstip van een nader te bepalen terechtzitting;
- wijst voorshands af het verzoek tot het horen als getuige van verbalisant [verbalisant 4];
(...)"
2.3. Ter terechtzitting van 4 juni 2008 heeft het Hof met instemming van de Advocaat-Generaal en de verdachte het onderzoek in de onderhavige zaak in gewijzigde samenstelling hervat in de stand waarin het zich op het tijdstip van de schorsing ter terechtzitting van 15 oktober 2007 bevond. Uit het van de terechtzitting van 4 juni 2008 opgemaakte proces-verbaal blijkt niet dat het in het middel bedoelde verzoek aldaar aan de orde is geweest.
2.4. Het Hof heeft ter terechtzitting van 15 oktober 2007 het verzoek tot het horen van de in het middel bedoelde getuige "voorshands" afgewezen. In aanmerking genomen dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 4 juni 2008, waarop het onderzoek door het Hof is hervat, niet blijkt dat het Hof een nadere beslissing op het verzoek heeft gegeven of dat het verzoek alsnog door de verdachte met zoveel woorden is ingetrokken, moet de in het middel aangevallen beslissing, ofschoon door het Hof kennelijk als voorlopig bedoeld, niettemin worden beschouwd als de definitieve beslissing op het verzoek.
2.5. Het ter terechtzitting in hoger beroep van 15 oktober 2007 door de verdachte gedane verzoek tot het horen als getuige van de verbalisant [verbalisant 4] is een verzoek in de zin van art. 328 Sv om toepassing te geven aan art. 315 Sv. Die bepalingen zijn ingevolge art. 415 Sv ook in hoger beroep van toepassing. Maatstaf bij de beslissing op een zodanig verzoek is of de noodzaak daarvan is gebleken. Het Hof heeft de afwijzing van dat verzoek niet gemotiveerd zodat niet kan worden beoordeeld of het Hof bij die afwijzing de juiste maatstaf heeft gehanteerd. Over dat motiveringsgebrek klaagt het middel terecht.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 9 maart 2010.