RFR 2017/4
Prorogatie. IPR. Is prorogatie aan de echtscheidingsrechter een naar internationale normen algemeen aanvaardbare bevoegdheidsgrond?
HR 23-09-2016, ECLI:NL:HR:2016:2184
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 september 2016
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron
- Zaaknummer
15/05533
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS924944:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2184, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑09‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:366, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑05‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 01‑12‑2015
- Wetingang
Art. 431 Rv; art. 8 lid 1, 12 lid 1 en 2 Brussel II-bis; art. 5 lid 1, 10 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996
Essentie
Prorogatie. Hoofdverblijfplaats kind. Bevoegdheid rechter bij ouderlijke verantwoordelijkheid (IPR).
Erkenning uitspraak rechter Pennsylvania: is prorogatie aan de echtscheidingsrechter een naar internationale normen algemeen aanvaardbare bevoegdheidsgrond?
Samenvatting
Partijen zijn op 8 juni 2001 in Nederland gehuwd. Zij hebben twee kinderen, geboren in 2005 en 2006. In 2009 is het gezin naar Pennsylvania (Verenigde Staten) verhuisd. In december 2011 heeft de vrouw een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de Family Division van de Court of Common Pleas te Pennsylvania. Partijen en hun Amerikaanse advocaten hebben begin 2012, als onderdeel van de echtscheidingsprocedure, een handgeschreven verklaring ondertekend, waarin zij onder ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.