Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 31-07-2005
- Bronpublicatie:
16-06-2005, Stb. 2005, 324 (uitgifte: 30-06-2005, kamerstukken: 29951)
- Inwerkingtreding
31-07-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-06-2005, Stb. 2005, 354 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Overheid en privaatrecht
Huurrecht / Huur van bedrijfsruimte
1.
De Staat geeft een locatie in gebruik door middel van een huurovereenkomst. Onverminderd het bepaalde in artikel 217, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek heeft aanbod en aanvaarding van de huurovereenkomst slechts plaats op de door deze wet bepaalde wijze.
2.
De volgende leden zijn uitsluitend van toepassing op huurovereenkomsten die overeenkomstig artikel 5 tot stand zijn gekomen.
3.
De huurder is bevoegd op de locatie gebouwen, werken en beplantingen aan te brengen, te wijzigen en te verwijderen. Hij draagt er zorg voor dat gebouwen, werken en beplantingen, voorzover aanwezig, in goede staat zijn.
4.
De huurovereenkomst heeft een duur van ten hoogste vijftien jaren. Zij kan uitdrukkelijk noch stilzwijgend worden verlengd voorzover door de verlenging de overeenkomst een duur krijgt van meer dan vijftien jaren. Indien evenwel na een veiling de huurovereenkomst met degene die op de veiling het hoogste bod heeft uitgebracht niet tot stand komt ingevolge artikel 5, vijfde lid, kan de huurovereenkomst die ten tijde van de veiling van kracht was voor een korte duur worden verlengd, ongeacht de duur die die overeenkomst door die verlenging krijgt.
5.
De artikelen 206, derde lid, 215, zesde lid, 226, vierde lid, en 230a en afdeling 6 van titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn op de huurovereenkomst niet van toepassing.
6.
De huurder is bevoegd om met betrekking tot de locatie, die voorwerp is van de door hem gesloten huurovereenkomst, een overeenkomst te sluiten met een exploitant. Een zodanige overeenkomst eindigt in ieder geval op het moment waarop de huurovereenkomst eindigt. In afwijking van artikel 300, tweede en derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is daartoe geen opzegging vereist. Indien de overeenkomst met de exploitant een huurovereenkomst is in de zin van artikel 201 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is artikel 230a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek op die huurovereenkomst niet van toepassing. Indien het aan de exploitant verhuurde voldoet aan de omschrijving van bedrijfsruimte in artikel 290, tweede en derde lid van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is, onverminderd de tweede en derde volzin van dit lid, afdeling 6 van titel 4 van dat boek op de huurovereenkomst met die exploitant van toepassing.
7.
In afwijking van de eerste volzin van het eerste lid kan de Staat op verzoek van degene, met wie overeenkomstig artikel 5 een huurovereenkomst is gesloten, de locatie aan hem in gebruik geven door vestiging van een recht van erfpacht. Het recht van erfpacht vervangt de huurovereenkomst. Het verzoek wordt uiterlijk gedaan op de derde werkdag na de veiling, bedoeld in artikel 5. Alle kosten en lasten van de erfpacht zijn ten laste van de verzoeker. Op de erfpacht onderscheidenlijk de erfpachter zijn de bepalingen van deze wet inzake de huurovereenkomst onderscheidenlijk de huurder van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 3, vijfde lid. Artikel 98 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek is op de erfpacht evenmin van toepassing.