NJ 2013/533
Art. 416 lid 2 Sv is niet in strijd met art. 14 lid 5 IVBPR.
HR 14-06-2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ7790, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 juni 2011
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, M.A. Loth
- Zaaknummer
10/00606
- Conclusie
A-G mr. A.J.M. Machielse
- Noot
P.A.M. Mevis
- LJN
BQ7790
- JCDI
JCDI:ADS161472:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BQ7790, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑06‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BQ7790, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑04‑2011
- Wetingang
Art. 14 lid 5 IVBPR; art. 416 lid 2 Sv
Essentie
Art. 14 lid 5 IVBPR — dat het recht inhoudt om de schuldigverklaring en veroordeling opnieuw te doen beoordelen door een hoger rechtscollege — verzet zich er niet tegen dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn beroep omdat hij noch bij schriftuur, noch ter terechtzitting in hoger beroep zijn bezwaren heeft opgegeven tegen het bestreden vonnis.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het gerechtshof te 's‑Gravenhage van 4 februari 2010, nummer 22/000805-09, in de strafzaak tegen: K. Adv. mr. V.C. van der Velde, te Almere.