Hof 's-Gravenhage, 07-11-2007, nr. 2200075906
ECLI:NL:GHSGR:2007:BB8088, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
07-11-2007
- Zaaknummer
2200075906
- LJN
BB8088
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2007:BB8088, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 07‑11‑2007; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2009:BH7291, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2009:BH7291
Uitspraak 07‑11‑2007
Inhoudsindicatie
Beziging voor het bewijs van belastende verklaringen van een getuige, terwijl die getuige niet ter terechtzitting in hoger beroep is gehoord. Het is onaannemelijk dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn ter terechtzitting zal verschijnen. Nu die getuige tegenover de politie uitgebreid en tot in detail heeft verklaard en daarmee ook zichzelf in strafrechtelijke zin heeft belast en hij bovendien ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat hij destijds bedreigd is door de verdachte, hecht het hof meer waarde aan de verklaringen die hij bij de politie heeft afgelegd dan aan zijn verklaringen ten overstaan van de rechter-commissaris en de rechtbank, waarbij hij de betrokkenheid van de verdachte heeft ontkend. Oplegging gevangenisstraf: Het hof ziet – gelet op het strafrechtelijk verleden van de verdachte - geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, zoals in eerste aanleg was opgelegd en door de AG was gevorderd.
Partij(en)
Rolnummer: 22-000759-06
Parketnummer(s): 09-754068-03
Datum uitspraak: 7 november 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 2 februari 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1954,
adres: [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
- 24.
oktober 2007.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Omtrent de in beslag genomen voorwerpen is beslist als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de processen-verbaal van politie, waarin de verklaringen van getuige [X] zijn neergelegd, niet voor het bewijs mogen worden gebezigd, omdat die getuige niet ter terechtzitting in hoger beroep is gehoord.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt vast dat de getuige [X] tijdens verschillende verhoren tegenover de politie uitgebreid en belastend heeft verklaard over verdachtes rechtstreekse betrokkenheid bij het hem tenlastegelegde feit. Die verklaringen vinden overigens enige steun in andere bewijsmiddelen (zoals gegevens van de GSM van [X] en de omstandigheid dat de in de tenlastelegging vermelde vrachtwagen op naam van de verdachte stond, alsook het gegeven dat [X] in het bezit van reisgeld was aangetroffen waarvan hij verklaarde dat van de verdachte te hebben ontvangen).
Na zijn politieverklaringen is de getuige door zowel de rechter-commissaris als in eerste aanleg door de rechtbank, telkens in aanwezigheid van de verdediging, gehoord. Bij die gelegenheden is de getuige [X] (gedeeltelijk) teruggekomen op zijn politieverklaringen en heeft hij de betrokkenheid van de verdachte ontkend.
In hoger beroep is de getuige [X] – evenals overigens de verdachte zelf - tot viermaal toe niet ter zitting verschenen, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen (een drietal keren was een last tot zijn medebrenging gegeven). Uiteindelijk heeft het hof ter terechtzitting van 24 oktober 2007 geoordeeld dat de hernieuwde oproeping van de getuige [X] zinloos is, omdat het onaannemelijk is dat hij binnen een aanvaardbare termijn ter terechtzitting zal verschijnen.
Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad der Nederlanden (HR 1 februari 1994, NJ 1994/427, rechtsoverweging 6.3.3. onder iii-3) en het hiervoor overwogene, is het hof van oordeel dat de voor de verdachte belastende verklaringen, die [X] tegenover de politie heeft afgelegd, voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
Nu de getuige [X] tegenover de politie uitgebreid en tot in detail heeft verklaard en daarmee ook zichzelf in strafrechtelijke zin heeft belast en hij bovendien ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat hij destijds bedreigd is door de verdachte, hecht het hof meer waarde aan de verklaringen die hij bij de politie heeft afgelegd dan aan zijn verklaringen ten overstaan van de rechter-commissaris en de rechtbank. Het hof heeft die politieverklaringen dan ook voor het bewijs gebezigd. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Het hof voegt aan het voorgaande nog toe dat het in zijn overtuiging dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan wordt gesterkt door de omstandigheid dat de verdachte die blijkens mededelingen van de raadsman op de hoogte was van – in ieder geval - de laatste twee zittingsdagen kennelijk stelselmatig weigert een verklaring af te leggen met betrekking tot de belastende informatie in het dossier omtrent zijn betrokkenheid bij het tenlastegelegde feit.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
- 18.
maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van aanzienlijke hoeveelheden verdovende middelen, te weten hashish en hennep(toppen). Verdachtes handelen levert een bedreiging op voor de volksgezondheid. Het draagt bovendien bij aan de internationale handel in en het gebruik van zulke middelen, hetgeen de criminaliteit bevordert in het land van bestemming.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, d.d. 26 september 2007, is de verdachte vele malen eerder in aanraking geweest met politie en justitie ter zake misdrijf en in het verleden ook tot een vrijheidsstraf van aanzienlijke duur veroordeeld ter zake van Opiumwetdelicten. Een en ander heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof ziet – gelet op het strafrechtelijk verleden van de verdachte - geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, mede omdat de verdachte stelselmatig heeft geweigerd zich tegenover de zittingsrechter in eerste aanleg en in hoger beroep te verantwoorden en aldus geen inzicht heeft verschaft in zijn doen en laten en er ook overigens geen omstandigheid naar voren is gekomen die het opleggen van een voorwaardelijk deel zou rechtvaardigen.
Het hof zal tevens de gevangenneming van de verdachte bevelen, zoals onderbouwd en omschreven in de apart geminuteerde beslissing van dit hof.
Beslag
Ten aanzien van de in beslag genomen GSM, vermeld op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 1, zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
De in beslag genomen DAF-truck met oplegger, zoals vermeld op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 2, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een aan de veroordeelde toebehorend voorwerp betreft met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan. Het hof zal daarom dit voorwerp verbeurdverklaren.
Het hof heeft hierbij – voor zover mogelijk - rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 (oud) en 11 (oud) van de Opiumwet en de artikelen 24, 33, 33a, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt de gevangenneming van de verdachte.
Gelast de teruggave van het voorwerp, zoals dit vermeld is op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 1, aan de verdachte.
Verklaart verbeurd het voorwerp zoals dit vermeld is op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 2.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Oosterhof,
mr. G.P.A. Aler en mr. B. Vermeulen, in bijzijn van de griffier mr. W.S. Korteling.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 november 2007.