RBP 2019/64
Intrekking. Is een vordering ter zitting rechtsgeldig ingetrokken, zodat er geen toe te wijzen vordering overblijft en er geen oproepingsplicht terzake van de ondeelbare rechtsverhouding geldt?
HR 21-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:997
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 juni 2019
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.H.T. Heisterkamp, C.E. du Perron, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
18/02347
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- JCDI
JCDI:ADS79734:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:997, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑06‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:269, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑03‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑05‑2018
- Wetingang
Essentie
Eiswijziging. Vermindering van eis. Intrekking.
Is een vordering ter zitting rechtsgeldig ingetrokken, zodat er geen toe te wijzen vordering overblijft en er geen oproepingsplicht terzake van de ondeelbare rechtsverhouding geldt?
Samenvatting
Nadat een vader en moeder zijn overleden, strijden zes kinderen over de verdeling van de nalatenschap van de ouders. Het geschil tussen de zes kinderen gaat onder meer om de vraag of eiser tot cassatie (één van de kinderen) economisch eigenaar is geworden van de ouderlijke woning. Volgens een aantal van de kinderen is dat wel het geval en volgens een aantal van de kinderen is dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.