Ik vestig er in dit verband de aandacht op dat de Rechtbank in haar bewijsvoering melding maakt van het gebruik van één van de aangetroffen kentekenplaten bij enkele van de incidenten zoals tenlastegelegd onder feit 1 (het tanken zonder betalen).
HR, 07-04-2015, nr. 13/02743
ECLI:NL:HR:2015:877
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
07-04-2015
- Zaaknummer
13/02743
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:877, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑04‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:371, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:371, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑03‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:877, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0175
Uitspraak 07‑04‑2015
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht opzetheling.
Partij(en)
7 april 2015
Strafkamer
nr. 13/02743
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 8 mei 2013, nummer 22/003851-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.S. Nan, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft het onder 2 bewezenverklaarde en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij op 11 oktober 2008 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander twee kentekenplaten (kentekens [AA-00-BB] en [CC-00-DD]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die kentekenplaten wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"18. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 6 september 2008 van de politie Rotterdam-Rijnmond, nr. 2008297877-1, welk proces-verbaal onder meer inhoudt - zakelijk weergegeven - als de verklaring van [betrokkene 1]:
Ik doe aangifte van diefstal, tussen 5 september 2008 en 6 september 2008 gepleegd. Ik parkeerde op 5 september 2008 een Volkswagen met kenteken [AA-00-BB]. Op 6 september 2008 kwam ik terug bij de auto. Ik zag dat de kentekenplaat aan de achterzijde van de auto was weggenomen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
19. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 6 september 2008 van de politie Rotterdam-Rijnmond, nr. 2008297607-1, welk proces-verbaal onder meer inhoudt - zakelijk weergegeven - als de verklaring van [betrokkene 2]:
Ik doe aangifte van diefstal, op 6 september 2008 gepleegd. Ik parkeerde op 6 september 2008 mijn Ford met kenteken [CC-00-DD]. Ik kwam later die dag terug bij de auto. Ik zag dat de kentekenplaat aan de achterzijde van de auto was weggenomen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
20. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2008 van de politie Rotterdam-Rijnmond, nr. 2008297877-8, welk proces-verbaal onder meer inhoudt - zakelijk weergegeven - als het relaas van de verbalisanten:
Op 11 oktober 2008 waren wij te Rotterdam. Wij hoorden dat een eenheid een personenauto had staande gehouden ter aanhouding van de inzittende. Wij gingen ter plaatse. Een collega wees ons een personenauto, merk Honda, type Prelude aan. Wij spraken de man die naast de auto stond, aan. Hij bleek genaamd [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats]. Er zat nog een vrouw in de auto, die was genaamd [betrokkene 3]. Op grond van de Wet Wapens en Munitie werd de Honda Prelude doorzocht. Ik, verbalisant [verbalisant], zag dat er een grote geluidsbox in de kofferbak stond. Nadat ik die box had weggeschoven, zag ik dat er twee kentekenplaten achter lagen, voorzien van de volgende combinaties: [AA-00-BB] en [CC-00-DD]. Vervolgens bleek bij navraag in het bedrijfsprocessensysteem dat er op 6 september 2008 twee aangiftes waren gedaan in verband met diefstal van deze kentekenplaten.
21. De ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte afgelegde verklaring, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
De in het dossier afgebeelde zeer opvallende witte Honda Prelude stond van 8 mei 2008 tot 4 november 2008 op naam van mijn ex-vriendin [betrokkene 3]. Ik gebruikte die auto in die tijd ook."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"De verdachte en zijn mededader hebben op 11 oktober 2008 in hun auto kentekens voorhanden gehad die hoorden bij niet op hun naam, maar op naam van anderen gestelde auto's. Deze kentekens hebben zij kort na de diefstal daarvan (op 5 en 6 september 2008) voorhanden gekregen. Het hof acht deze gang van zaken op zichzelf dubieus en redengevend voor het bewijs van het ten laste gelegde. Nu de verdachte voor de genoemde redengevende omstandigheden geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven, betrekt het hof zulks in zijn oordeel van de verdachten ten tijde van het voorhanden krijgen van de kentekens wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof."
2.3.
Aangezien de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte "ten tijde van het voorhanden krijgen van die kentekenplaten wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof" niet zonder meer kan worden afgeleid uit 's Hofs bewijsvoering, is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.4.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 april 2015.
Conclusie 17‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht opzetheling.
Nr. 13/02743
Mr. Harteveld
Zitting 17 maart 2015
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. De verdachte is door het Gerechtshof Den Haag bij arrest van 8 mei 2013 wegens 1: “Diefstal, meermalen gepleegd en Diefstal door twee of meer verenigde personen” en 2: “Medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken. Voorts heeft het Hof beslist ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen, een en ander zoals in het arrest vermeld.
2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Mr. J.S. Nan, advocaat te Dordrecht, heeft namens verdachte bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
3.1. Het middel klaagt dat het onder 2 bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
3.2. Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat hij:
“hij op 11 oktober 2008 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander twee kentekenplaten (kentekens [AA-00-BB] en [CC-00-DD]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die kentekenplaten wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.”
3.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“18. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 6 september 2008 van de politie Rotterdam-Rijnmond, nr. 2008297877-1, welk proces-verbaal onder meer inhoudt – zakelijk weergegeven – als de verklaring van [betrokkene 1]:
Ik doe aangifte van diefstal, tussen 5 september 2008 en 6 september 2008 gepleegd. Ik parkeerde op 5 september 2008 een Volkswagen met kenteken [AA-00-BB]. Op 6 september 2008 kwam ik terug bij de auto. Ik zag dat de kentekenplaat aan de achterzijde van de auto was weggenomen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
19. Een proces-verbaal van aangifted.d. 6 september 2008 van de politie Rotterdam-Rijnmond, nr. 2008297607-1, welk proces-verbaal onder meer inhoudt – zakelijk weergegeven - als de verklaring van [betrokkene 2]:
Ik doe aangifte van diefstal , op 6 september 2008 gepleegd. Ik parkeerde op 6 september 2008 mijn Ford met kenteken [CC-00-DD]. Ik kwam later die dag terug bij de auto. Ik zag dat de kentekenplaat aan de achterzijde van de auto was weggenomen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
20. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2008 van de politie Rotterdam-Rijnmond, nr. 2008297877-8, welk proces-verbaal onder meer inhoudt – zakelijk weergegeven - als het relaas van de verbalisanten:
Op 11 oktober 2008 waren wij te Rotterdam. Wij hoorden dat een eenheid een personenauto had staande gehouden ter aanhouding van de inzittende. Wij gingen ter plaatse. Een collega wees ons een personenauto, merk Honda, type Prelude aan. Wij spraken de man die naast de auto stond, aan. Hij bleek genaamd [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats]. Er zat nog een vrouw in de auto, die was genaamd [betrokkene 3]. Op grond van de Wet Wapens en Munitie werd de Honda Prelude doorzocht. Ik,verbalisant [verbalisant], zag dat er een grote geluidsbox in de kofferbak stond. Nadat ik die box had weggeschoven, zag ik dat er twee kentekenplaten achter lagen, voorzien van de volgende combinaties: [AA-00-BB] en [CC-00-DD]. Vervolgens bleek bij navraag in het bedrijfsprocessensysteem dat er op 6 september 2008 twee aangiftes waren gedaan in verband met diefstal van deze kentekenplaten.
21. De ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte afgelegde verklaring , inhoudende - zakelijkweergegeven -: De in het dossier afgebeelde zeer opvallende witte Honda Prelude stond van 8 mei 2008 tot 4 november 2008 op naam van mijn ex-vriendin [betrokkene 3]. Ik gebruikte die auto in die tijd ook.”
3.4. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 2 voorts het volgende overwogen:
“De verdachte en zijn mededader hebben op 11 oktober 2008 in hun auto kentekens voorhanden gehad die hoorden bij niet op hun naam, maar op naam van anderen gestelde auto’s. Deze kentekens hebben zij kort na de diefstal daarvan (op 5 en 6 september 2008) voorhanden gekregen. Het hof acht deze gang van zaken op zichzelf dubieus en redengevend voor het bewijs van het ten laste gelegde. Nu de verdachte voor de genoemde redengevende omstandigheden geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven, betrekt het hof zulks in zijn oordeel van de verdachten ten tijde van het voorhanden krijgen van de kentekens wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.”
3.5. Uit de omstandigheid dat een bevredigende verklaring voor onbekendheid met de kentekenplaten in de kofferbak ontbreekt, kan mijns inziens in beginsel worden afgeleid dat de verdachte deze voorhanden had. Immers, de verdachte had deze, liggend in de kofferbak van de auto die hij bestuurde, in zijn macht en moet bij gebreke aan een redelijke verklaring voor zijn onbekendheid met de aanwezigheid van de kentekenplaten in de kofferbak van de aanwezigheid daarvan op de hoogte zijn geweest. De omstandigheid dat deze achter een geluidsbox lagen en de verdachte niet de enige gebruiker van de auto was, doet daar in beginsel niet aan af. Uit de hiervoor onder 3.3 weergegeven bewijsmiddelen in samenhang met de onder 3.4 weergegeven bewijsoverweging kan evenwel niet zonder meer1.worden afgeleid dat, zoals is bewezenverklaard, de verdachte als medepleger ten tijde van het voorhanden krijgen van de kentekenplaten wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof. De bewezenverklaring van feit 2 is dus niet naar de eis der wet met redenen omkleed.2.
3.6. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft het onder 2 bewezenverklaarde en voor wat betreft de strafoplegging en tot terugwijzing naar het Gerechtshof Den Haag teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 17‑03‑2015
Vgl. HR 13 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ3675.