Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/II.7.4
II.7.4 Contingent perfection: uitgestelde overdracht
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS357578:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Vgl ook § II.7.2.6 in verband met “onvolkomen overdrachten”. Het verschil met een “onvolkomen overdracht” is dat er in dat geval wel sprake is van een overdracht in juridische zin, die echter niet in alle opzichten volledige werking heeft jegens de schuldenaar en/of derden.
Zie ook: § II.12.
Dit geldt in het bijzonder voor Standard & Poor’s, zie Standard & Poor’s, Structured Finance Ratings, European legal criteria 2005, New York 2005, p. 29- 30; Standard & Poor’s, Structured Finance, Legal criteria for structured finance transactions, April 2002, p. 77-78 en Standard & Poor’s, Structured Finance, Credit Comments, Contingent transfer – the illusory promise of structured finance, September 1997, p. 10 e.v. Vgl. Dawson 1998, p. 381 e.v.
Vgl. voor het Nederlandse recht, de artikelen 23 en 35 lid 1 Fw.
Zie Moody’s Investors Service, Structured Finance, Moody’s approach to rating contingent perfection structures, April 1998.
Zie Moody’s Investors Service, International Structured Finance, Moody’s approach to conditional sale of mortgage receivables in rating Dutch MBS, April 2001 en Fitch Ratings, Structured Finance, Legal issues in Dutch RMBS, June 2002.
Zie nader: nr. 382.
Zie art. 35 lid 1 Fw.
Dit is een rating van BBB- (S&P) of hoger. Ratings beneden dit niveau zijn ‘speculative grade’. Een lening aan een ‘speculative grade’ schuldenaar wordt als relatief risicovol gezien; een lening aan een ‘investment grade’ schuldenaar als relatief veilig.
Zie uitvoerig over de structuur en de mogelijke risico’s: Rongen 1998, p. 427 e.v. en Rongen 2002a, p. 5 e.v. Vgl. voorts: Ruys & Van Raay 2005, p. 13 en Joosen & Van ’t Westeinde 2002, p. 41 e.v.
Zie nrs. 1101 en 1106-1107.
125. Contingent perfection structure. Het is mogelijk dat de in de securitisation betrokken activa niet al bij het sluiten van de transactie worden afgezonderd van het vermogen van de originator, maar pas op het moment dat zich bepaalde van tevoren geformuleerde, toekomstige onzekere gebeurtenissen (‘trigger events’) voordoen, die hoofdzakelijk betrekking hebben op een verslechtering van de financiële gesteldheid van de seller/originator. Men spreekt van een contingent perfection structure.1 Kort en goed komt de transactiestructuur erop neer dat de (voltooiing van de) overdracht van de vorderingen wordt uitgesteld totdat de insolventie van de originator dreigt. Over het algemeen worden een verlaging van de corporate rating van de originator beneden een bepaald niveau of een verslechtering van financiële ratio’s (solvabiliteit e.d.) als indicatoren gebruikt.2
De keuze voor een uitgestelde overdracht wordt veelal ingegeven door bezwaren die de originator heeft tegen een overdracht. Afhankelijk van het toepasselijke recht is het bijvoorbeeld mogelijk dat voor een geldige overdracht van vorderingen – of de daaraan verbonden zekerheidsrechten – een (geformaliseerde) mededeling aan de schuldenaar of een registratie van de overdracht in een register vereist is. Zoals hiervoor al vermeld, kan dit bij de originator op commerciële, logistieke en financiële bezwaren stuiten. Over het algemeen zal de originator naar haar klanten toe zo min mogelijk ruchtbaarheid willen geven aan de transactie en de transactie zonder al te grote administratieve rompslomp willen uitvoeren. De originator zal er de voorkeur aan geven de overdracht uit te stellen tot het moment waarop zijn insolventie dreigt en een verder uitstel van de overdracht gelet op de belangen van de investeerders in de ABS niet langer verantwoord is. De originator zal daarbij uiteraard de hoop koesteren dat het nooit zover komt.
126. Gezichtspunt van de rating agencies. Rating agencies staan in beginsel zeer kritisch tegenover een structuur met een uitgestelde overdracht.3 Het risico bestaat immers dat de overdracht van de vorderingen niet voor het faillissement van de originator wordt voltooid.4 In dat geval is het SPV slechts een ongesecureerde (concurrente) schuldeiser, met als gevolg dat de investeerders in de ABS hoogstwaarschijnlijk verliezen zullen lijden. En ook als de overdracht wel op tijd wordt voltooid, bestaat, afhankelijk van het toepasselijke recht, mogelijk het risico dat de overdracht door de faillissementscurator kan worden aangetast op de grond dat de overdracht moet worden aangemerkt als een frauduleuze handeling die in een verdachte periode voor het faillissement is verricht.5 In beginsel zal de rating die de rating agencies bereid zijn aan de ABS toe te kennen, dan ook niet (veel) hoger zijn dan de corporate rating van de seller/originator. De kredietwaardigheid van het SPV is immers grotendeels afhankelijk van die van de originator.
Onder omstandigheden zijn de rating agencies niettemin bereid om aan een ‘contingent perfection’ structuur hogere ratings toe te kennen (mogelijk zelfs tot AAA), mits de tijdige en volledige betaling van hoofdsom en rente onder de ABS voldoende is zekergesteld.6 Daarvoor is vereist dat de in de securitisation betrokken vorderingenportefeuille in voldoende mate wordt afgeschermd van het faillissementsrisico van de originator. Afhankelijk van het toepasselijke recht kan dit worden bereikt door een zorgvuldige formulering van de ‘trigger events’, een adequaat toezicht op de eventuele schending daarvan, alsmede door zekerheidstellingen en door de verstrekking van volmachten aan het SPV en de security trustee om de overdracht te voltooien.
127. Een voorbeeld: de Nederlandse securitisationpraktijk vóór de invoering van de regeling van de stille cessie. Een goed voorbeeld van een ‘contingent perfection’ structuur die naar het oordeel van de rating agencies de aan de ABS ten grondslag liggende vorderingenportefeuille in voldoende mate afschermt van het insolventierisico van de originator, betreft de Nederlandse securitisationpraktijk zoals deze was voor de invoering van de regeling van de stille cessie.7 Voor de invoering van de stille cessie8 was het een constitutief vereiste voor een geldige overdracht van vorderingen op naam dat er mededeling van de overdracht werd gedaan aan de schuldenaren van de vorderingen.9 De mededelingseis werd door de praktijk als zeer bezwarend ervaren.10 Teneinde deze bezwaren te ondervangen, is er in het merendeel van de Nederlandse securitisations voor gekozen om de overdracht van de vorderingen aan het SPV uit te stellen. De vorderingen werden weliswaar aan het SPV verkocht en ook werd er een cessie-akte opgesteld, maar de voor de levering vereiste mededeling werd uitgesteld tot zich bepaalde ‘notification events’ zouden voordoen die een voorbode van insolventie van de originator zouden kunnen zijn (verlaging van de rating; verslechtering van financiële ratio’s e.d.).
Het faillissementsrisico dat aan de uitgestelde overdracht was verbonden – i.e. het risico dat de overdracht niet voor het faillissement van de originator werd voltooid –, werd ondervangen door middel van een stille verpanding van de vorderingen aan het SPV. Deze pandrechten werden gevestigd tot zekerheid van een boete die de originator aan het SPV verschuldigd zou worden, indien de overdracht om wat voor reden dan ook (waaronder het faillissement van de originator) niet kon worden voltooid. Mocht de overdracht van de vorderingen als gevolg van bijvoorbeeld het faillissement van de originator niet meer kunnen plaatsvinden,11 dan kon het SPV de vorderingen innen op basis van zijn pandrecht en verhaal nemen op het geïnde ter zake van de boete. De boete werd gesteld op een bedrag dat min of meer gelijk was aan de schade die het SPV zou lijden als gevolg van het feit dat de vorderingen niet door het SPV werden verkregen.
Het voornaamste risico van de structuur was dat de mededeling van cessie (en daarmee de overdracht) niet tijdig, dat wil zeggen voor het faillissement van de originator, zou plaatsvinden. Dit risico werd naar het oordeel van de rating agencies voldoende gemitigeerd door een zorgvuldige formulering van de notification events en de vestiging van de pandrechten. Over het algemeen zal een originator met een ‘investment grade’-rating12 niet plotseling in staat van faillissement geraken. Het faillissement zal waarschijnlijk worden voorafgegaan door een periode waarin de kredietwaardigheid van de originator geleidelijk verslechtert. Door de verlaging van de rating van de originator beneden een bepaald niveau of de verslechtering van solvabiliteitsratio’s tot een notification event te maken, werd zoveel als mogelijk zeker gesteld dat er voldoende tijd was om de mededeling van cessie te doen en zo de overdracht van de vorderingen te voltooien. Het risico dat overbleef, was het risico van een plotsklaps intredend faillissement (een ‘overnight bankruptcy’). Dit risico was klein en werd bovendien ondervangen door het pandrecht.13
De structuur van verkoop met uitgestelde levering is sinds de invoering van de regeling van de stille cessie in Nederlandse securitisations nauwelijks meer gebruikt. De structuur kan mogelijk nog wel van belang zijn voor de securitisation van door bank- en krediethypotheken gesecureerde vorderingen.14