RvdW 2010/1122
Internationale kinderontvoering. Haags Kinderontvoeringsverdrag; weigeringsgrond van art. 13 lid 1 sub a (berusting achterblijvende ouder); maatstaf. Rechter verplicht gevolg te geven aan bewijsaanbod?
HR 01-10-2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6126
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
1 oktober 2010
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, C.A. Streefkerk, C.E. Drion
- Zaaknummer
10/01307
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
BN6126
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BN6126, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑10‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BN6126, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑08‑2010
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑03‑2010
- Wetingang
Essentie
Internationale kinderontvoering. Haags Kinderontvoeringsverdrag; weigeringsgrond van art. 13 lid 1 sub a (berusting achterblijvende ouder); maatstaf. Rechter verplicht gevolg te geven aan bewijsaanbod? Het hof heeft — terecht niet bestreden — als maatstaf aangelegd dat berusting als bedoeld in art. 13 lid 1, aanhef en onder a, Haags Kinderontvoeringsverdrag slechts onder strenge voorwaarden kan worden aangenomen. Om te beoordelen of sprake is van berusting dienen alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen. Daarbij dient gekeken te worden naar de gedragingen van de achterblijvende ouder zelf, zowel in actieve als in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.