FED 2019/82
Geen pro-rata-benadering van de motieven voor bevoordeling
HR 15-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:355, m.nt. R.P.F.M. Hafkenscheid
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 maart 2019
- Magistraten
Mrs. Feteris, Koopman, Van Loon, Van Kalmthout, Faas
- Zaaknummer
17/02551
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
R.P.F.M. Hafkenscheid
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS53997:1
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Inkomstenbelasting / Winst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:355, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑03‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑01‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:120, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑01‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑07‑2017
- Wetingang
Art. 3.8 Wet IB 2001; At arm’s length-beginsel
Essentie
Geen pro-rata-benadering van de motieven voor bevoordeling
Samenvatting
Belanghebbende is de Europese hoofdvestiging van een Japans concern dat zich bezighoudt met de productie van en handel in meet- en positioneringsapparatuur (hierna: het concern). Belanghebbende is moedermaatschappij van een fiscale eenheid waartoe A BV (hierna: A) behoort. Op grond van een distributieovereenkomst verkoopt A producten aan B, een in Spanje gevestigde distributeur die aanvankelijk niet onderdeel was van het concern.
In het boekjaar 2008/2009 heeft belanghebbende ter zake van vorderingen van A op B in haar commerciële jaarrekening een voorziening opgenomen tot een bedrag van € 6.000.000 en in haar ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.