Einde inhoudsopgave
Advocatenwet
Artikel 48 [Beslissing raad van discipline]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
07-12-2016, Stb. 2016, 500 (uitgifte: 16-12-2016, kamerstukken: 34145)
- Inwerkingtreding
01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-03-2017, Stb. 2017, 86 (uitgifte: 15-03-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Tuchtrecht
Juridische beroepen / Advocaat
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
De beslissingen van de raad van discipline over de voorgelegde klachten zijn met redenen omkleed en worden in het openbaar uitgesproken, alles op straffe van nietigheid.
2.
De maatregelen die bij gegrondverklaring van een klacht kunnen worden opgelegd, zijn:
- a.
een waarschuwing;
- b.
een berisping;
- c.
een geldboete;
- d.
de schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van ten hoogste een jaar; of
- e.
de schrapping van het tableau.
3.
De raad kan bepalen dat, ondanks de gegrondverklaring van een klacht, geen maatregel wordt opgelegd.
4.
De maatregel van een geldboete kan gelijktijdig worden opgelegd met een andere maatregel.
5.
Indien enig door artikel 46 beschermd belang dat vordert kan de raad van discipline bij de beslissing houdende oplegging van een maatregel als bedoeld in het tweede lid, onder b tot en met e, besluiten tot openbaarmaking van de opgelegde maatregel, al dan niet met de gronden waarop zij berust, op de door hem te bepalen wijze.
6.
Tot de tenuitvoerlegging van maatregelen overeenkomstig dit artikel opgelegd wordt eerst overgegaan zodra zij in kracht van gewijsde zijn gegaan.
7.
De geschorste advocaat mag gedurende de schorsing de titel van advocaat niet voeren.
8.
Schorsing in de uitoefening van de praktijk brengt mede verlies van de betrekkingen, waarbij de hoedanigheid van advocaat vereiste voor verkiesbaarheid of benoembaarheid is.
9.
De raad spreekt, indien de klager daarom verzoekt, in zijn beslissing steeds met redenen omkleed uit of de advocaat tegen wie de klacht is ingediend, jegens hem de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. De raad kan een dergelijke uitspraak, indien hij daartoe voldoende grond aanwezig acht, ook ambtshalve doen.