Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 7.9 Verwijzing in postpropedeutische fase
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2002
- Bronpublicatie:
06-06-2002, Stb. 2002, 303 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken: 28024)
- Inwerkingtreding
01-09-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2002, Stb. 2002, 303 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken: 28024)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Indien een bacheloropleiding na de propedeutische fase meer dan een afstudeerrichting omvat, kan het instellingsbestuur ten aanzien van opleidingen die daartoe door het instellingsbestuur zijn aangewezen, beslissen dat een voor die opleiding ingeschreven student slechts toegang heeft tot een of meer daarbij aan te geven afstudeerrichtingen. Het instellingsbestuur kan van de bevoegdheid krachtens dit lid slechts gebruikmaken, indien de aard en inhoud van de verschillende afstudeerrichtingen van de opleiding zodanig van elkaar verschillen dat toepassing van deze bevoegdheid gerechtvaardigd is.
2.
Bij de toepassing van het eerste lid baseert het instellingsbestuur zijn beslissing:
- a.
op de studieresultaten van de student,
- b.
op het door de student gevolgde studieprogramma, of
- c.
op een combinatie van a en b.
Het instellingsbestuur stelt de student alvorens tot een beslissing over te gaan in de gelegenheid te worden gehoord.
3.
Bij de weging van de studieresultaten, bedoeld in het tweede lid, onder a en c, houdt het instellingsbestuur rekening met de persoonlijke omstandigheden van de student. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke persoonlijke omstandigheden het instellingsbestuur in zijn beoordeling betrekt.
4.
Bij de weging van het studieprogramma van de student, bedoeld in het tweede lid, onder b en c, beoordeelt het instellingsbestuur of de door de student gekozen programmaonderdelen van de opleiding voldoende aansluiten op de door de student gewenste afstudeerrichting.
5.
Het instellingsbestuur stelt ter uitvoering van dit artikel nadere regels vast. Deze regels hebben in elk geval betrekking op het verschil in afstudeerrichtingen, bedoeld in het eerste lid, op de studieresultaten, bedoeld in het derde lid, en op de aansluiting van programmaonderdelen en de afstudeerrichtingen van de opleiding, bedoeld in het vierde lid.
6.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ‘propedeutische fase’ mede begrepen de eerste periode in een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs met een studielast van 60 studiepunten.