Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 7.7 Voltijdse, deeltijdse en duale inrichting van opleidingen
Geldend
Geldend van 01-09-2010 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
04-02-2010, Stb. 2010, 119 (uitgifte: 18-03-2010, kamerstukken: 31821)
- Inwerkingtreding
01-09-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-04-2010, Stb. 2010, 168 (uitgifte: 29-04-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Opleidingen aan bekostigde instellingen kunnen voltijds, deeltijds of duaal zijn ingericht en worden alsdan aangeduid als voltijdse, deeltijdse onderscheidenlijk duale opleidingen.
2.
Een duale opleiding is zodanig ingericht dat het volgen van onderwijs gedurende een of meer perioden wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. Deze beroepsuitoefening vindt in het wetenschappelijk onderwijs niet plaats gedurende de propedeutische fase van een bacheloropleiding of, indien die fase niet is ingesteld, gedurende de eerste periode in die opleiding met een studielast van 60 studiepunten. Het gedeelte van een duale opleiding dat bestaat uit het volgen van onderwijs, wordt aangeduid als onderwijsdeel.
3.
De studielast van het deel van de duale opleiding dat wordt gevormd door de beroepsuitoefening in verband met het onderwijs, bedraagt een door het instellingsbestuur in de onderwijs- en examenregeling te beargumenteren aantal studiepunten.
4.
In de onderwijs- en examenregeling wordt voor een duale opleiding aangegeven:
- a.
de minimale studielast van het onderwijsdeel,
- b.
de tijdsduur van de periode of de gezamenlijke tijdsduur van de perioden die ten minste in de beroepsuitoefening wordt doorgebracht, en
- c.
de minimale studielast van het deel van de opleiding dat wordt gevormd door de beroepsuitoefening.
5.
De beroepsuitoefening binnen een duale opleiding vindt plaats op basis van een overeenkomst, gesloten door de instelling, de student en het desbetreffend bedrijf of de desbetreffende organisatie. De overeenkomst regelt de rechten en verplichtingen van partijen en omvat met inachtneming van het dienaangaande bij of krachtens deze wet bepaalde ten minste bepalingen over:
- a.
de duur van de overeenkomst en de tijdsduur van de periode of perioden van de beroepsuitoefening,
- b.
de begeleiding van de student,
- c.
dat deel van de kwaliteiten, bedoeld in artikel 7.13, tweede lid, onder c, dat de student tijdens de periode of de perioden van beroepsuitoefening dient te realiseren, en de beoordeling daarvan, en
- d.
de gevallen waarin en de wijze waarop de overeenkomst voortijdig kan worden ontbonden.