Hof Arnhem-Leeuwarden, 19-02-2013, nr. 12/00644
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ2807, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
19-02-2013
- Zaaknummer
12/00644
- LJN
BZ2807
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ2807, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 19‑02‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:445, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Vindplaatsen
Belastingblad 2013/143 met annotatie van M.R.P. de Bruin
NTFR 2013/608 met annotatie van Mr. M.P. van der Burg
Uitspraak 19‑02‑2013
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. Zeer kortstondig bezoek aan wasserette om kleding ter reiniging af te geven. Parkeren of laden en lossen ?
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 12/00644
uitspraakdatum: 19 februari 2013
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X TE Z(hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 9 oktober 2012, nummer AWB 12/1372, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem (hierna: de Ambtenaar).
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
Aan belanghebbende is op 28 februari 2012 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Arnhem opgelegd ten bedrage van € 55,50, bestaande uit € 1,50 aan belasting en € 54 aan kosten ter zake van het opleggen van die aanslag.
1.2.
Deze naheffingsaanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, door de Ambtenaar bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
1.3.
Het door belanghebbende tegen deze uitspraak op bezwaar ingestelde beroep is door de Rechtbank ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem (thans het gerechtshof Arnhem – Leeuwarden; hierna: het Hof). De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
1.6.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgehad op 5 februari 2013 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: belanghebbende alsmede de Ambtenaar.
1.7.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
2. Feiten
2.1
Belanghebbende, inwoner van Q, is eigenaar van een personenauto van het merk Audi, type A4 en voorzien van het kenteken 11-AAA-1 (hierna: de auto).
2.2
Op 28 februari 2012 is belanghebbende met zijn auto gereden naar de a-straat te R met het doel bij de wasserette A een zak met wasgoed (ter reiniging) af te geven. Belanghebbende heeft zijn auto stilgezet op een parkeerplaats voor genoemde wasserette. Ter zake van het parkeren op die parkeerplaats is parkeerbelasting verschuldigd.
2.3.
Belanghebbende heeft geen parkeerbelasting voldaan. Belanghebbende heeft de zak met wasgoed afgegeven bij de wasserette. Bij terugkomst bij de auto trof belanghebbende drie verbalisanten aan. Eén van de verbalisanten heeft hem om 10.53 uur de onderhavige naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen opgelegd.
2.4.
Tegen het opleggen van deze naheffingsaanslag heeft belanghebbende vergeefs bezwaar bij de Ambtenaar en vergeefs beroep bij de Rechtbank aangetekend.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1.
Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of de onderwerpelijke naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Meer in het bijzonder houdt partijen verdeeld of te dezen sprake is van ‘parkeren’, zoals de Ambtenaar betoogt, dan wel van ‘onmiddellijk laden en lossen’, zoals belanghebbende bepleit.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak op bezwaar en van de naheffingsaanslag.
3.4.
De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder o, van de – overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet bekendgemaakte – Parkeerverordening 2012 van de gemeente Arnhem wordt onder ‘parkeren’ verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet.
4.2.
Volgens zo-even genoemd artikel 225, tweede lid, wordt onder parkeren verstaan het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot – voor zover hier van belang – het onmiddellijk laden of lossen van zaken.
4.3.
Onder het onmiddellijk laden en lossen van zaken dient te worden verstaan het onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is (vgl. HR 12 mei 1999, nr. 33 286, LJN: AA2760, BNB 1999/257).
4.4.
Belanghebbende heeft gemotiveerd gesteld en het Hof acht aannemelijk dat hij slechts zeer kortstondig in de wasserette is geweest om de zak met wasgoed af te geven en dat de zak met wasgoed een gewicht had van ongeveer 12 kg. Niettemin kan naar het oordeel van het Hof niet worden gezegd dat hier – door het uitstappen uit de auto, en onder medeneming van de zak met wasgoed binnengaan van de wasserette om deze aldaar ter reiniging aan te bieden – sprake is geweest van het onmiddellijk laden en lossen van zaken. Het bezoek, zoals hier, door een consument aan een winkel voor het verkrijgen van een dienst, vormt immers – hoe kortstondig dat bezoek ook is geweest – geen laden en lossen in de zin van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet.
4.5.
De naheffingsaanslag is, nu belanghebbende zijn auto heeft geparkeerd zonder de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen, terecht aan belanghebbende opgelegd.
Slotsom
Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.
5. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en mr. M.G.J.M. van Kempen, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2013.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (R. den Ouden)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 19 februari 2013
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
- 2500.
EH Den Haag
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
- a.
de naam en het adres van de indiener;
- b.
de dagtekening;
- c.
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- d.
de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.