Einde inhoudsopgave
Landsverordening administratieve rechtspraak [Curaçao]
Artikel 13
Geldend
Geldend vanaf 01-12-2001
- Redactionele toelichting
M.i.v. 10-10-2010 bestendigd als landsverordening van Curaçao ingevolge art. 1, lid 1, van de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Curaçao (04-09-2010, A.B. 87).
- Bronpublicatie:
03-08-2001, Publicatieblad Nederlandse Antillen 2001, 79 (uitgifte: 17-08-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-08-2001, Publicatieblad Nederlandse Antillen 2001, 80 (uitgifte: 17-08-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
De bijzondere rechters leggen, elk naar de wijze van hun godsdienstige gezindheid, voor het aanvaarden van hun ambt de navolgende eed (belofte) af: ‘Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning (Koningin) en gehoorzaamheid aan de wettelijke regelingen. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig (Dat beloof ik)’.
2.
Alvorens tot die eed of belofte te worden toegelaten, leggen zij de volgende eed (verklaring en belofte) van zuivering af: ‘Ik zweer (verklaar), dat ik middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, tot het verkrijgen van mijn aanstelling, aan iemand wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven. Ik zweer (beloof), dat ik nimmer enige giften of geschenken hoe ook genaamd, zal aannemen of ontvangen van enig persoon van wie ik weet of vermoed dat hij in een rechtszaak is of zal worden betrokken, waarin mijn ambtsverrichtingen te pas zouden kunnen komen. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig (Dat beloof ik)’.
3.
De eedsaflegging (verklaring en belofte) van de bijzondere rechters geschiedt ten overstaan van de Gouverneur of een door deze aangewezen ambtenaar.