NJ 2016/32
Hoofdelijke veroordeling schuldenaren o.g.v. art. 7:407 BW; rechtsgevolg van omstandigheid dat één der hoofdelijk schuldenaren geen hoger beroep heeft ingesteld.
HR 18-12-2015, ECLI:NL:HR:2015:3637, m.nt. Redactionele aantekening
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 december 2015
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, G. de Groot, M.V. Polak
- Zaaknummer
14/05400
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS110685:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3637, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑12‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:2426, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑10‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑10‑2014
- Wetingang
Art. 7:407 BW
Essentie
Hoofdelijke veroordeling schuldenaren o.g.v. art. 7:407 BW; rechtsgevolg van omstandigheid dat één der hoofdelijk schuldenaren geen hoger beroep heeft ingesteld.
De grondslag van de veroordeling van de maatschap en haar maten was een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de door de maatschap met eiseres tot cassatie gesloten overeenkomst van opdracht. In verband met art. 7:407 lid 2 BW heeft de rechtbank de gedaagden hoofdelijk veroordeeld. De omstandigheid dat een van de maten geen hoger beroep heeft ingesteld tegen deze veroordeling, brengt mee dat deze ten opzichte van deze maat in kracht van gewijsde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.