Einde inhoudsopgave
Subsidiebesluit justitiële jeugdinrichtingen
Artikel 15
Geldend
Geldend vanaf 23-08-2000
- Bronpublicatie:
21-06-2000, Stb. 2000, 327 (uitgifte: 01-01-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
23-08-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-06-2000, Stb. 2000, 327 (uitgifte: 01-01-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
In de gevallen, bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is de particuliere inrichting aan Onze Minister een door hem te bepalen vergoeding voor vermogensvorming verschuldigd.
2.
Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding worden de activa gewaardeerd op hun actuele waarde. De waardebepaling van een onroerende zaak geschiedt door drie deskundigen. Onze Minister onderscheidenlijk de particuliere inrichting wijzen elk een deskundige aan, die in onderling overleg een derde deskundige aanwijzen.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing, indien de activiteiten van de particuliere inrichting door een derde worden voortgezet en de activa en passiva met toestemming van Onze Minister tegen boekwaarde aan die derde worden overgedragen.
4.
Indien een subsidie voor een bouwproject wordt verstrekt, verleent de particuliere inrichting ten behoeve van de Staat tot het bedrag van de subsidie een hypotheek op de desbetreffende onroerende zaak, tot zekerheid van de betaling van een ingevolge het eerste lid verschuldigde vergoeding.