Einde inhoudsopgave
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie
Artikel 81 Gevallen waarin geen zekerheid wordt geëist voor goederen onder de regeling tijdelijke invoer
Geldend
Geldend vanaf 18-01-2016
- Bronpublicatie:
28-07-2015, PbEU 2015, L 343 (uitgifte: 29-12-2015, regelingnummer: 2015/2446)
- Inwerkingtreding
18-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-07-2015, PbEU 2015, L 343 (uitgifte: 29-12-2015, regelingnummer: 2015/2446)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Douane (V)
(Artikel 89, lid 8, onder c), van het wetboek)
In de volgende gevallen wordt geen zekerheid geëist voor het plaatsen van goederen onder de regeling tijdelijke invoer:
- a)
wanneer de douaneaangifte mondeling of door een andere handeling zoals bedoeld in artikel 141 kan worden gedaan;
- b)
in het geval van materiaal dat wordt gebruikt in het internationale verkeer door luchtvaart-, scheepvaart- of spoorwegmaatschappijen of aanbieders van postdiensten, mits dit materiaal van merktekens is voorzien;
- c)
in het geval van leeg ingevoerde verpakkingsmiddelen, mits deze van onuitwisbare en niet-verwijderbare merktekens zijn voorzien;
- d)
wanneer de vorige houder van de vergunning voor tijdelijke invoer de goederen heeft aangegeven voor de regeling tijdelijke invoer overeenkomstig artikel 136 of 139 en deze goederen vervolgens met hetzelfde oogmerk onder de regeling tijdelijke invoer worden geplaatst.