Einde inhoudsopgave
Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Artikel 48
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Bronpublicatie:
07-07-2010, Stb. 2010, 337 (uitgifte: 01-09-2010, kamerstukken: 32019)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-09-2010, Stb. 2010, 387 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Deze rijkswet treedt tegelijk in werking met art. I en II van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen (07-09-2010, Stb. 333). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Aruba, Curacao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van het Koninkrijk.
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Politierecht / Bevoegdheden
Politierecht / Organisatie
1.
De korpschef stelt jaarlijks in overeenstemming met de procureur-generaal en met inachtneming van de aanwijzingen van de korpsbeheerder een ontwerpjaarplan voor het politiekorps op met een daarbij behorende ontwerpbegroting.
2.
Aanwijzingen als bedoeld in het eerste lid aan de korpschef van het politiekorps van Bonaire, Sint Eustatius en Saba die verband houden met de strafrechtelijke rechtshandhaving van de rechtsorde of de vervulling van taken ten dienste van de justitie worden gegeven in overeenstemming met Onze Minister van Justitie van Nederland.
3.
De korpschefs van Curaçao en van Sint Maarten zenden het ontwerpjaarplan en de ontwerpbegroting ter vaststelling toe aan Onze Minister van Justitie van Curaçao respectievelijk Onze Minister van Justitie van Sint Maarten. Indien de in het eerste lid vereiste overeenstemming niet kan worden bereikt, legt de korpschef de verschillen in zienswijze schriftelijk vast. Onze Minister van Justitie van Curaçao respectievelijk Onze Minister van Justitie van Sint Maarten beslist daarop gehoord de procureur-generaal.
4.
De korpschef van Bonaire, Sint Eustatius en Saba zendt de ontwerpbegroting ter vaststelling toe aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het ontwerpjaarplan aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Justitie van Nederland. De tweede volzin van het derde lid is van overeenkomstige toepassing.
5.
De korpsbeheerder overlegt regelmatig met de procureur-generaal en de korpschef over het beheer van de politie.