RvdW 2023/96
Doodslag op drie vrouwen en het wegmaken van het lijk van één van hen. Klachten over bewijs en toepasselijkheid wijziging van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
HR 20-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1902
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 december 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, M.J. Borgers, J.C.A.M. Claassens, C. Caminada
- Zaaknummer
21/04758
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1902, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑12‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:886, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑10‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑03‑2022
- Wetingang
Essentie
Doodslag op drie vrouwen en het wegmaken van het lijk van één van hen. Klachten over de bewijsmotivering en het gebruik van schakelbewijs. Artikel 7 EVRM niet van toepassing op de wijziging van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Samenvatting
Het hof heeft overwogen dat het dossier geen aanknopingspunt biedt voor een onverwachte natuurlijke dood van het slachtoffer. In aanmerking genomen dat het hof daarnaast bij zijn oordeel de omstandigheid heeft betrokken dat natuurlijk overlijden in beginsel niet is te verenigen met het feit dat het lichaam van het slachtoffer tot op heden niet is gevonden, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.