De aanmerkelijkbelangregeling in internationaal perspectief
Einde inhoudsopgave
De aanmerkelijkbelangregeling in internationaal perspectief (FM nr. 123) 2007/7.3.2.0:7.3.2.0 Introductie
De aanmerkelijkbelangregeling in internationaal perspectief (FM nr. 123) 2007/7.3.2.0
7.3.2.0 Introductie
Documentgegevens:
Mr. dr. F.G.F. Peters, datum 01-03-2007
- Datum
01-03-2007
- Auteur
Mr. dr. F.G.F. Peters
- JCDI
JCDI:ADS369891:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Buitenlands belastingplichtige
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Heffingsbevoegdheid
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Europees belastingrecht / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Belastingplichtige
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In deze paragraaf wordt de heffing ingevolge de vestigingsplaatsfictie van artikel 7.5, lid 6, Wet IB 2001 tegen het Europese licht gehouden. Hierbij moet wel worden bedacht dat die heffing in de verhouding tot de EU-landen weinig om het lijf heeft. Het aanmerkelijkbelangvoorbehoud in de belastingverdragen met de meeste (belangrijke) medelidstaten vereist namelijk dat de vennootschap in verdragszin in Nederland is gevestigd, en de vestigingsplaatsfictie wordt ‘opzijgezet’ door de in de woonplaatsbepaling van het verdrag opgenomen tiebreakbepaling (ook in de meeste trilaterale verdragssituaties geldt de vennootschap niet als inwoner onder het verdrag met de woonstaat van de aanmerkelijkbelanghouder; zie paragraaf 4.1.1.4). Europese uitzonderingen zijn het verdrag met het Verenigd Koninkrijk 1980, dat niet als voorwaarde stelt dat de vennootschap in Nederland is gevestigd, en de verdragen met Denemarken 1996, Estland 1997, Finland 1995, Hongarije 1986, Letland 1994, Litouwen 1999, Slowakije 1974, Tsjechië 1974 en Zweden 1991, die vereisen dat de vennootschap volgens de Nederlandse wetgeving inwoner is van Nederland. In het verdrag Nederland-België 2001 is de vestigingsplaatsfictie opgenomen als onderdeel van de verdragsdefinitie van een vennootschap die inwoner is van Nederland. In feite heeft de vestigingsplaatsfictie onder dit verdrag echter geen effect, aangezien het aanmerkelijkbelangvoorbehoud slechts betrekking heeft op de emigratieheffing. Hetzelfde geldt voor de verdragen met Portugal 1999 en Polen 2002, zij het dat deze nog een zeer beperkte mogelijkheid bieden voor heffing ingevolge de vestigingsplaatsfictie (zie paragraaf 7.3.2.3 hierna).