Hof Leeuwarden, 10-04-2008, nr. 24-002495-07
ECLI:NL:GHLEE:2008:BC9659, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
10-04-2008
- Zaaknummer
24-002495-07
- LJN
BC9659
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2008:BC9659, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 10‑04‑2008; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2009:BJ3706
Cassatie: ECLI:NL:HR:2009:BJ3706, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 10‑04‑2008
Inhoudsindicatie
Op de avond van 5 juni 2007 had verdachte bezoek van zijn medeverdachte [medeverdachte], in een sociaal pension in [plaats a]. Zij wilden cocaïne roken, maar het ontbrak hen aan geld. Van een medebewoner, het latere slachtoffer [slachtoffer 1], troggelden ze met een smoesje geld af, waarvan ze vervolgens in [plaats b] drugs kochten. Toen ze 's nachts weer naar het pension waren teruggekeerd, probeerden ze opnieuw met een smoesje [slachtoffer 1] geld afhandig te maken. Toen dat mislukte hebben zij - de destijds 67-jarige en slecht ter been zijnde - [slachtoffer 1] in zijn eigen kamer langdurig en ernstig mishandeld en hem vervolgens bestolen van zijn pinpas en de bij die pas behorende pincode. Daarna zijn ze weggegaan, zonder zich te bekommeren om [slachtoffer 1] die - ten gevolge van de mishandeling - bewusteloos in een plas bloed op de vloer van zijn kamer lag. Hij heeft daar uren gelegen voordat hij door anderen, die op zijn hulpgeroep afkwamen, werd gevonden. In het ziekenhuis bleek dat zijn oogkas en een rib waren gebroken. Verdachte en zijn medeverdachte zijn ondertussen met de buitgemaakte pinpas gaan pinnen en hebben in totaal € 1.200,-- van de bankrekening van [slachtoffer 1] gehaald. Dit geld hebben ze onder meer besteed aan een hotelkamer, cocaïne en bier. [slachtoffer 1] heeft tot op heden niets van zijn geld teruggekregen van verdachte. Verdachte heeft door het slachtoffer aldus in zijn eigen huis te beroven, gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer veroorzaakt en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast. Daarnaast heeft verdachte zich ten koste van hem bevoordeeld. Verdachte is na het plegen van voornoemde feiten op enig moment naar de woning van zijn (ex-)vriendin [slachtoffer 2] gegaan. Zij heeft verdachte toen te kennen gegeven dat zij hem - nadat hij haar verteld had wat er met [slachtoffer 1] was gebeurd - niet meer in haar woning wilde toelaten. Verdachte accepteerde dit niet en heeft vervolgens de volgende ochtend een raam van de voordeur vernield en is door het kapotte raam de woning binnengegaan. In de woning heeft verdachte die [slachtoffer 2] mishandeld door haar onder meer tegen het gezicht te stompen en tegen het lichaam te duwen. Tijdens de mishandeling was ook het dochtertje van [slachtoffer 2] en verdachte in de woning aanwezig. Door zijn handelen heeft verdachte naast angst, pijn en letsel bij het slachtoffer veroorzaakt.
Partij(en)
Parketnummer: 24-002495-07
Parketnummers eerste aanleg: 17-880219-07, 17-841239-07 en 17-840550-05 (tul)
Arrest van 10 april 2008 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 4 oktober 2007 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 17-880219-07 en 17-841239-07 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in PI Rijnmond - HvB De IJssel te Krimpen aan den IJssel,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Capelle aan den IJssel.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot straffen en een bijkomende straf, heeft een maatregel opgelegd en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het in zaak A onder 3 primair ten laste gelegde zal vrijspreken, ter zake van het in zaak A onder 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van voorarrest, en ter zake van het in zaak B ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 650,-- subsidiair 13 dagen vervangende hechtenis en de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen zal ontzeggen voor 6 maanden, alsmede dat het hof verdachte een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen tot het bedrag van € 600,-- en de
vordering tot tenuitvoerlegging zal toewijzen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A
- 1.
hij op of omstreeks 06 juni 2007, te [plaats a], (althans) in de gemeente [gemeente a], gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (gelegen op/aan [straat] aldaar), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas en/of een briefje met de bij de pinpas behorende pincode, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (onder meer) die [slachtoffer 1] (meermalen) op/tegen zijn hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of die [slachtoffer 1] (meermalen) op/tegen zijn lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of (meermalen) de keel van die [slachtoffer 1] heeft/hebben dichtgeknepen, tengevolge waarvan
die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel (te weten (onder meer) een gebroken oogkas en een gebroken rib) bekwam, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
- 2.
hij op of omstreeks 06 juni 2007, te [plaats a], (althans) in de gemeente [gemeente a] en/of te [plaats b], (althans) in de gemeente [gemeente b], op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (te weten 200 euro) en/of (vervolgens) een hoeveelheid geld (te weten 1.000 euro), in elk geval (telkens) enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of (telkens) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
- 3.
primair
hij op of omstreeks 7 juni 2007, te [plaats b], (althans) in de gemeente [gemeente b], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met zijn tot vuist(en) gebalde hand(en) (meermalen) op/tegen het gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
- 3.
subsidiair
hij op of omstreeks 7 juni 2007, te [plaats b], (althans) in de gemeente [gemeente b], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), met zijn tot vuist(en) gebalde hand(en) (meermalen) op/tegen het gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of gestompt en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
Zaak B
hij op of omstreeks 5 januari 2007, te [plaats b], in de gemeente [gemeente b], als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 , 620 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen in zaak A onder 3 primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in zaak A onder 1, 2 en 3 subsidiair en in zaak B ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A
- 1.
hij op 06 juni 2007, te [plaats a], in de gemeente [gemeente a], gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan [straat] aldaar, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas en een briefje met de bij de pinpas behorende pincode, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededader die [slachtoffer 1] meermalen op/tegen zijn hoofd hebben geslagen en gestompt en die [slachtoffer 1] op/tegen zijn lichaam hebben geschopt en meermalen de keel van die [slachtoffer 1] hebben dichtgeknepen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken oogkas en een gebroken rib) bekwam, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
- 2.
hij op 06 juni 2007, te [plaats a], in de gemeente [gemeente a] en te [plaats b], op verschillende tijdstippen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (te weten 200 euro) en vervolgens een hoeveelheid geld (te weten 1.000 euro), toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte en zijn mededader telkens het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
- 3.
subsidiair
hij op 7 juni 2007, te [plaats b], opzettelijk mishandelend een persoon, te weten
[slachtoffer 2], met zijn tot vuist gebalde hand tegen het gezicht en/of lichaam heeft geslagen en/of gestompt en tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
Zaak B
hij op 5 januari 2007, te [plaats b], als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 620 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A onder 1, 2 en 3 subsidiair en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
zaak A onder 1:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit is gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan
zaak A onder 2:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan
zaak A onder 3 subsidiair:
mishandeling, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan
zaak B:
overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte.
Het hof heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op de avond van 5 juni 2007 had verdachte bezoek van zijn medeverdachte [medeverdachte], in een sociaal pension in [plaats a]. Zij wilden cocaïne roken, maar het ontbrak hen aan geld. Van een medebewoner, het latere slachtoffer [slachtoffer 1], troggelden ze met een smoesje geld af, waarvan ze vervolgens in [plaats b] drugs kochten. Toen ze 's nachts weer naar het pension waren teruggekeerd, probeerden ze opnieuw met een smoesje [slachtoffer 1] geld afhandig te maken. Toen dat mislukte hebben zij - de destijds 67-jarige en slecht ter been zijnde - [slachtoffer 1] in zijn eigen kamer langdurig en ernstig mishandeld en hem vervolgens bestolen van zijn pinpas en de bij die pas behorende pincode.
Daarna zijn ze weggegaan, zonder zich te bekommeren om [slachtoffer 1] die - ten gevolge van de mishandeling - bewusteloos in een plas bloed op de vloer van zijn kamer lag.
Hij heeft daar uren gelegen voordat hij door anderen, die op zijn hulpgeroep afkwamen, werd gevonden. In het ziekenhuis bleek dat zijn oogkas en een rib waren gebroken. Verdachte en zijn medeverdachte zijn ondertussen met de buitgemaakte pinpas gaan pinnen en hebben in totaal € 1.200,-- van de bankrekening van [slachtoffer 1] gehaald.
Dit geld hebben ze onder meer besteed aan een hotelkamer, cocaïne en bier.
[slachtoffer 1] heeft tot op heden niets van zijn geld teruggekregen van verdachte.
Verdachte heeft door het slachtoffer aldus in zijn eigen huis te beroven, gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer veroorzaakt en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast. Daarnaast heeft verdachte zich ten koste van hem bevoordeeld.
Verdachte is na het plegen van voornoemde feiten op enig moment naar de woning van zijn (ex-)vriendin [slachtoffer 2] gegaan. Zij heeft verdachte toen te kennen gegeven dat zij hem - nadat hij haar verteld had wat er met [slachtoffer 1] was gebeurd - niet meer in haar woning wilde toelaten. Verdachte accepteerde dit niet en heeft vervolgens de volgende ochtend een raam van de voordeur vernield en is door het kapotte raam de woning binnengegaan. In de woning heeft verdachte die [slachtoffer 2] mishandeld door haar onder meer tegen het gezicht te stompen en tegen het lichaam te duwen. Tijdens de mishandeling was ook het dochtertje van [slachtoffer 2] en verdachte in de woning aanwezig. Door zijn handelen heeft verdachte naast angst, pijn en letsel bij het slachtoffer veroorzaakt.
Ten slotte heeft verdachte op 5 januari 2007 een auto bestuurd, terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. Blijkens de uitslag van de ademanalyse was zijn ademalcoholgehalte 620 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht.
Door zijn handelwijze heeft verdachte de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, in gevaar gebracht.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 18 januari 2008 - eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld, onder meer tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Bovendien gold er voor verdachte nog een proeftijd.
Ook heeft het hof kennis genomen van de inhoud van het omtrent verdachte opgemaakte voorlichtingsrapport van het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering d.d. 15 augustus 2007.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, doet slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur recht aan voormelde feiten.
De door de rechtbank in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf doet dat onvoldoende. Het hof zal verdachte daarom - rekening houdend met de landelijk geldende oriëntatiepunten voor dit soort feiten en straffen die het hof voor dergelijke misdrijven pleegt op te leggen - een zwaardere (gevangenis)straf opleggen dan de rechtbank hem in eerste aanleg heeft opgelegd en dan de advocaat-generaal heeft gevorderd.
Het hof zal verdachte tevens - in verband met het in zaak B bewezen verklaarde feit - een ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur opleggen.
Schadevergoedingsmaatregel
Vaststaat dat door de in zaak A onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten aan het slachtoffer [slachtoffer 1] schade is toegebracht, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Aan verdachte zal derhalve de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 600,-- (zijnde de helft van het door verdachte en zijn mededader gestolen geld) ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden d.d. 8 maart 2006, is veroordeelde veroordeeld tot (onder meer) 4 weken gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 23 maart 2006. De proeftijd is ingegaan op 23 maart 2006. De officier van justitie heeft d.d. 30 augustus 2007 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis bevel was gegeven dat deze voorwaardelijk niet zou worden tenuitvoergelegd om reden dat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de in zaak A onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Nu gebleken is dat veroordeelde de hiervoor in zaak A onder 1, 2 en 3 subsidiair (en in zaak B) bewezen verklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof de tenuitvoerlegging gelasten van voormelde straf.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 36f (oud), 43a, 43b, 57 (oud), 300, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 (oud) en 179 (oud) van de Wegenverkeerswet 1994.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A onder 3 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte in zaak A onder 1, 2 en 3 subsidiair en in zaak B ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A onder 1, 2 en 3 subsidiair en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vierenzestig maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
ontzegt aan de veroordeelde ter zake van het in zaak B bewezen verklaarde feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden;
legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van zeshonderd euro ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twaalf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden van 8 maart 2006 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. G. Dam, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Lok als griffier.