RFR 2022/43
Huwelijksvermogensrecht. Afwikkeling huwelijkse voorwaarden. Behoort goed dat man vóór huwelijk heeft verkregen al dan niet tot het te verrekenen vermogen?
HR 17-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1922
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
17 december 2021
- Magistraten
Mrs. T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
19/05481
19/05489
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS639104:1
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1922, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑12‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:772, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑08‑2021
ECLI:NL:HR:2021:584, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 16‑04‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:1083, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑11‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:1084, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑11‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑12‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑12‑2019
- Wetingang
Samenvatting
Partijen zijn in 1982 gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, met uitsluiting van elke gemeenschap en een periodiek verrekenbeding. Tijdens het huwelijk hebben zij geen uitvoering gegeven aan het verrekenbeding.
De vrouw verzoekt onder meer te bepalen dat de man aan haar dient te voldoen een bedrag overeenkomend met de helft van de waarde van de onderneming van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.