Rb. Den Haag, 18-09-2014, nr. C-09-473630 en C-09-473631
ECLI:NL:RBDHA:2014:14675
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
18-09-2014
- Zaaknummer
C-09-473630 en C-09-473631
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2014:14675, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 18‑09‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2015:1030, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 18‑09‑2014
Inhoudsindicatie
De door verzoeker naar voren gebrachte nieuwe feiten en omstandigheden -dat hij het nodige heeft gedaan om het thuis weer veilig te maken en dat het huisverbod daarom niet meer nodig is- kunnen hier geen gewicht in de schaal leggen omdat hij daarbij het huisverbod heeft overtreden. Ook al zou zijn echtgenote hem hebben uitgenodigd tot contact en het maken van afspraken dan had het op zijn weg gelegen om van die uitnodiging melding te maken aan verweerder opdat een netwerkgesprek in aanwezigheid van de betrokken hulpverlener(s) kon plaatsvinden.
Rechtbank Den haag
Voorzieningenrechter
Rekestnummers: KG ZA 14-1109 (voorlopige voorziening) en FA RK 14-7258 (hoofdzaak)
Zaaknummers: C/09/473630 (voorlopige voorziening) en C/09/473634 (hoofdzaak)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
Gedaan op 18 september 2014
Naar aanleiding van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en met toepassing van artikel 8:86 van die wet op het beroep van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens eiser,
gemachtigde: mr. M. de Boorder,
tegen
de burgemeester van de gemeente [plaats],
verweerder.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de echtgenote],
de echtgenote,
wonende te [woonplaats],
[de zoon],
de zoon,
wonende te[woonplaats].
IProcedure
Bij besluit van 26 augustus 2014 heeft verweerder een huisverbod ingevolge artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth) opgelegd, voor de duur van 26 augustus 2014 (22:07 uur) tot 5 september 2014 (22:07 uur), ter zake van de woning aan de [adres] te [woonplaats], tevens inhoudend een contactverbod met de aldaar woonachtige personen, zijnde:
- -
[de echtgenote], de echtgenote;
- -
[de zoon] (meerderjarig);
- -
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum], de minderjarige dochter;
- -
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum], de minderjarige dochter.
Bij besluit van 3 september 2014 heeft verweerder het huis- en contactverbod verlengd tot 23 september 2014 (22:07 uur).
Tegen het besluit van 3 september 2014 heeft verzoeker beroep ingesteld alsmede een verzoek om een voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter ingediend.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
De minderjarige [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum], heeft in raadkamer haar mening kenbaar gemaakt.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2014.
Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] en [naam], vergezeld van [naam] namens het Steunpunt Huiselijk Geweld.
De belanghebbende is verschenen. Voorts zijn de broer van verzoeker, [naam], en een collega van verzoeker, [naam], verschenen als toehoorders.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden daarvan luiden als volgt.
II Beoordeling
In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wth kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen, behoudens verlenging overeenkomstig artikel 9 van deze wet.
Ingevolge artikel 6, derde lid, van de Wth betrekt de rechter bij de beoordeling van het huisverbod tevens de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het opleggen van het huisverbod.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Wth kan de burgemeester een huisverbod verlengen tot ten hoogste vier weken nadat het is opgelegd indien de dreiging van het gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, zich voortzet. Artikel 6 is daarbij van overeenkomstige toepassing.
Verzoeker heeft betoogd dat het contact met echtgenote inmiddels is hersteld en dat zij hem daartoe heeft uitgenodigd. Er zijn duidelijke afspraken gemaakt tussen hem en zijn echtgenote, inhoudende dat zij de regie heeft over zijn aanwezigheid in de woning en over het contact tussen de man enerzijds en haar en de kinderen anderzijds. Zo kan de vrouw ook nadenken of ze het huwelijk wil voortzetten of niet. Verzoeker heeft gesteld dat hij in feite door met zijn familie en met zijn echtgenote te praten en afspraken te maken een netwerkgesprek heeft gehouden en veiligheidsafspraken heeft gemaakt. Een huisverbod is niet meer nodig, er was geen reden voor verlenging. Het kan nu geschorst worden.
Verweerder heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat verzoeker tegen het huisverbod in heeft gehandeld en bovendien dat hij de gesprekken en afspraken met zijn echtgenote niet heeft gemeld. Verweerder kan geenszins beoordelen of met de gestelde afspraken ook veiligheid voor langere duur gewaarborgd is. Er heeft nog geen netwerkgesprek met de hulpverlening plaatsgevonden. Er zijn in dat kader nog geen veiligheidsafspraken gemaakt. Het risico op een nieuw geweldsincident wordt hoog ingeschat.
Toetsing oplegging huisverbod (artikel 2) en belangenafweging
Verzoeker heeft geen beroep ingesteld tegen het besluit tot oplegging van het huisverbod. Gesteld noch gebleken is dat verweerder onbevoegd was, noch dat verweerder op onredelijke wijze van zijn bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Toetsing verlengingsbesluit (artikel 9)
Ten aanzien van het verlengingsbesluit is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder terecht heeft aangenomen dat op het beoordelingsmoment nog immer sprake was van dreiging van gevaar of het ernstige vermoeden daarvan.
Er was nog geen netwerkgesprek gepland door de hulpverlening. Wel had verzoeker een gesprek gehad met de reclassering en had de echtgenote een gesprek gehad met Algemeen Maatschappelijk Werk. Tijdens laatstgenoemd gesprek achtte verzoekers echtgenote zich nog niet in staat bij een netwerkgesprek aanwezig te zijn.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder het huisverbod op goede gronden verlengd.
Ex-nunc-toetsing
De voorzieningenrechter ziet zich tenslotte voor de vraag gesteld of na het nemen van het bestreden besluit sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die ertoe zouden moeten leiden dat het huisverbod wordt opgeheven. De rechtbank overweegt als volgt.
De door verzoeker naar voren gebrachte nieuwe feiten en omstandigheden - dat hij het nodige heeft gedaan om het thuis weer veilig te maken en dat het huisverbod daarom niet meer nodig is - kunnen hier geen gewicht in de schaal leggen omdat hij daarbij het huisverbod heeft overtreden. Ook al zou zijn echtgenote hem hebben uitgenodigd tot contact en het maken van afspraken dan had het op zijn weg gelegen om van die uitnodiging melding te maken aan verweerder opdat een netwerkgesprek in aanwezigheid van de betrokken hulpverlener(s) kon plaatsvinden.
Het voorgaande leidt tot ongegrondverklaring van het beroep. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening zal worden afgewezen.
Er bestaat geen aanleiding tot veroordeling van één der partijen in de kosten van het geding.
III Beslissing
De voorzieningenrechter:
verklaart het beroep ongegrond;
wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
Uitgesproken in het openbaar op 18 september 2014 door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van den Born, griffier.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan – voor zover daarin is beslist in de hoofdzaak met het rekestnummer FA RK 14-7258 – binnen zes weken van verzending van dit proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op: