Einde inhoudsopgave
Participatiewet
Artikel 15 Voorliggende voorziening
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
29-11-2023, Stcrt. 2023, 33542 (uitgifte: 05-12-2023, regelingnummer: 2023-0000560733)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2023, Stcrt. 2023, 33542 (uitgifte: 05-12-2023, regelingnummer: 2023-0000560733)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid bijstand / Algemeen
Sociale zekerheid bijstand / Algemene bijstand
1.
Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
2.
Onder een beroep kunnen doen op een voorliggende voorziening wordt niet verstaan het op verzoek van het college:
- a.
- b.
benutten van de mogelijkheid om te beschikken over de waarde van een lijfrente zolang de belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, en:
- 1°
tijdens de toetsingsperiode de ingangsdatum van de lijfrente niet is uitgesteld;
- 2°
voor zover de totale waarde van deze lijfrente of lijfrenten niet meer bedraagt dan € 319.861,00, waarbij voor de vaststelling van de waarde wordt uitgegaan van de waarde zonder aftrek van de eventueel door de belanghebbende daarover verschuldigde bedragen als bedoeld in artikel 31, derde lid; en
- 3°
voor zover de inleg in het kader van de lijfrente of lijfrenten:
- (i)
voorafgaand aan de toetsingsperiode heeft plaatsgevonden; of
- (ii)
tijdens de toetsingsperiode heeft plaatsgevonden, daarbij jaarlijks ten minste enige inleg heeft plaatsgevonden en de inleg ten hoogste € 7.677,00 per jaar heeft bedragen.
3.
In dit artikel wordt verstaan onder toetsingsperiode: periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag om bijstand.
4.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de toetsing aan en de toepassing van de voorwaarden in het tweede lid, onderdeel b, in relatie tot het derde lid.