ABRvS, 30-10-2019, nr. 201902254/1/A1 en 201902255/1/A1
ECLI:NL:RVS:2019:3628
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
30-10-2019
- Zaaknummer
201902254/1/A1 en 201902255/1/A1
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2019:3628, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 30‑10‑2019; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2019:453, Bekrachtiging/bevestiging
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2019:452, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Module Ruimtelijke ordening 2019/8251 met annotatie van G. van den End
ABkort 2019/523
JB 2019/206
AB 2020/39 met annotatie van R.S. Wertheim
Gst. 2020/28 met annotatie van M. Buitenhuis, L. van Moorsel
Uitspraak 30‑10‑2019
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 16 maart 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Arnhem aan [belanghebbende] omgevingsvergunning verleend voor het transformeren van het voorheen bij Edelwonen IV B.V. en thans bij CMW 01 Niederlande GmbH & Co KG in eigendom zijnde voormalig kantoorgebouw aan het Kroonpark 10 en 20 t/m 194 (e) te Arnhem tot 93 appartementen met een ondergeschikte sportruimte en restaurant. Gelredome is exploitant van het gelijknamige evenementencomplex dat zich in de nabijheid van het Kroonpark bevindt. Zij heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunningen omdat zij vreest dat deze omgevingsvergunningen tot gevolg kunnen hebben dat zij in haar exploitatiemogelijkheden wordt beperkt.
201902254/1/A1 en 201902255/1/A1.
Datum uitspraak: 30 oktober 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. Exploitatiemaatschappij Gelredome B.V., gevestigd te Arnhem,
2. Edelwonen I B.V., gevestigd te Apeldoorn, en anderen,
appellanten,
tegen de uitspraken van de rechtbank Gelderland van 6 februari 2019 in zaak nr. 18/4562 en van 7 februari 2019 in zaak nr. 18/4472 in het geding tussen:
Gelredome
en
het college van burgemeester en wethouders van Arnhem.
Procesverloop
Hoger beroep in zaak nr. 201902254/1/A1
Bij besluit van 16 maart 2018 heeft het college aan [belanghebbende] omgevingsvergunning verleend voor het transformeren van het voorheen bij Edelwonen IV B.V. en thans bij CMW 01 Niederlande GmbH & Co KG in eigendom zijnde voormalig kantoorgebouw aan het Kroonpark 10 en 20 t/m 194 (e) te Arnhem tot 93 appartementen met een ondergeschikte sportruimte en restaurant.
Bij besluit van 5 juli 2018 heeft het college het door Gelredome daartegen gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 6 februari 2019 in zaak nr. 18/4562 heeft de rechtbank het door Gelredome daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Gelredome hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Edelwonen en anderen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Gelredome heeft een schriftelijke reactie op het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van Edelwonen en anderen gegeven.
Hoger beroep in zaak nr. 201902255/1/A1
Bij besluit van 8 maart 2018 heeft het college aan [belanghebbende] omgevingsvergunning verleend voor het transformeren van het thans of voorheen bij Edelwonen I B.V. en later bij Catella Dutch Residential II in eigendom zijnd kantoorgebouw aan het Kroonpark 6 te Arnhem tot 80 appartementen met een ondergeschikte welness-, fitness- en loungeruimte.
Bij besluit van 3 juli 2018 heeft het college het door Gelredome daartegen gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 7 februari 2019 in zaak nr. 18/4472 heeft de rechtbank het door Gelredome daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Gelredome hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Edelwonen en anderen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Gelredome heeft een schriftelijke reactie op het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van Edelwonen en anderen gegeven.
Behandeling hoger beroepen
De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 20 augustus 2019, waar Gelredome, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. H. Boom, advocaat te Den Haag, Edelwonen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. F.H.A.M. Thunissen, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. J. Hindriks, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Gelredome is exploitant van het gelijknamige evenementencomplex dat zich in de nabijheid van het Kroonpark bevindt. Zij heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunningen omdat zij vreest dat deze omgevingsvergunningen tot gevolg kunnen hebben dat zij in haar exploitatiemogelijkheden wordt beperkt.
Het college heeft de bezwaren kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat de bezwaarschriften volgens hem pas na afloop van de bezwaartermijn zijn ingediend. De besluiten tot verlening van de omgevingsvergunningen zijn bekendgemaakt op achtereenvolgens 9 maart 2018 en 19 maart 2018 door toezending aan de aanvrager van de omgevingsvergunningen. De daartegen gerichte bezwaarschriften zijn beide meer dan zes weken daarna ontvangen. Volgens het college kan deze termijnoverschrijding aan Gelredome worden toegerekend, nu van de beide omgevingsvergunningen op juiste wijze kennis is gegeven door publicatie in het elektronische Gemeenteblad van Arnhem van achtereenvolgens 21 maart 2018 en 28 maart 2018. Volgens het college heeft Gelredome zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat zij mocht verwachten dat tevens op andere wijze kennis zou worden gegeven van de beide omgevingsvergunningen. Het college heeft de bezwaren daarom niet-ontvankelijk verklaard zonder Gelredome vooraf te horen.
De rechtbank heeft de hiertegen door Gelredome ingediende beroepen ongegrond verklaard. Gelet op de "Verordening elektronische publicatie gemeente Arnhem" (hierna: de Verordening), mocht het college volgens de rechtbank volstaan met publicatie in het elektronische Gemeenteblad. Het ontbreken van een publicatie op andere wijze (op papier) betekent daarom niet dat het Gelredome niet kan worden tegengeworpen dat zij pas na afloop van de bezwaartermijn bezwaar heeft gemaakt.
Gelredome kan zich hiermee niet verenigen.
Hoger beroep Gelredome
2. Gelredome betwist niet dat zij de bezwaarschriften pas na afloop van de bezwaartermijn heeft ingediend. Volgens haar is deze termijnoverschrijding echter verschoonbaar. Zij betoogt dat de rechtbank terecht heeft onderkend dat artikel 2:14, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van toepassing is, maar niet heeft onderkend dat uit dit artikellid in dit geval voortvloeit dat het college niet had mogen volstaan met een elektronische publicatie van de verleende omgevingsvergunningen. Dat zou volgens haar slechts anders zijn geweest, indien in de Verordening expliciet was bepaald dat publicatie uitsluitend op elektronische wijze plaatsvindt, maar dat is niet het geval. De rechtszekerheid vergt daarom dat tevens publicatie op andere wijze had plaatsgevonden. Nu dat niet is gebeurd, kan het Gelredome niet worden tegengeworpen dat zij niet tijdig bezwaar heeft gemaakt. Zij stelt dat zij binnen een redelijke termijn nadat zij op de hoogte is geraakt van de verleende omgevingsvergunningen alsnog bezwaar daartegen heeft gemaakt. Het college heeft de bezwaren dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard en had daartoe bovendien niet mogen besluiten zonder Gelredome vooraf te horen, aldus Gelredome.
2.1. Vaststaat dat het college ter uitvoering van artikel 3.9, eerste lid, van de Awb heeft volstaan met het publiceren van de verleende omgevingsvergunningen in het elektronische Gemeenteblad van Arnhem van achtereenvolgens 21 maart 2018 en 28 maart 2018. Volgens hem biedt artikel 2 van de Verordening daartoe de mogelijkheid. Ter zitting heeft het college zich mede beroepen op het raadsvoorstel tot vaststelling van de Verordening, waaruit blijkt dat ervoor is gekozen om kennisgevingen van onder meer omgevingsvergunningen in de praktijk uitsluitend nog elektronisch te publiceren.
2.2. Artikel 6:11 van de Awb luidt:
"Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest."
Artikel 2:14, tweede lid, van de Awb luidt:
"Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, geschiedt de verzending van berichten die niet tot een of meer geadresseerden zijn gericht, niet uitsluitend elektronisch."
Artikel 3.8 van de Wel algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) luidt:
"Het bevoegd gezag geeft bij de toepassing van titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht tevens onverwijld kennis van de aanvraag om een omgevingsvergunning in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. Het vermeldt daarbij de in artikel 3.1, tweede lid, bedoelde datum waarop de aanvraag is ontvangen."
Artikel 3.9, eerste lid, luidt:
"Het bevoegd gezag beslist op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking:
a. doet het mededeling van die beschikking op de wijze waarop het overeenkomstig artikel 3.8 kennis heeft gegeven van de aanvraag, […]."
Artikel 2 van de Verordening luidt:
1. Het gemeentebestuur gebruikt het elektronisch gemeenteblad voor de bekendmaking van:
a. algemeen verbindende voorschriften;
b. beleidsregels;
c. en andere besluiten die niet tot één of meer belanghebbenden zijn gericht tenzij wettelijk een andere wijze van bekendmaking is voorgeschreven;
2. In aanvulling op het eerste lid kan het elektronisch gemeenteblad gebruikt worden voor:
a. kennisgeving van besluiten die tot één of meer belanghebbenden zijn gericht;
b. de kennisgeving van meldingen, aanvragen en ontwerp-besluiten;
c. overige algemene berichten en kennisgevingen.
[…]."
2.3. De Afdeling stelt voorop dat onder berichten als bedoeld in artikel 2:14, tweede lid, van de Awb ook mededelingen als bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, van de Wabo moeten worden begrepen. Deze mededelingen zijn, anders dan de bekendmaking van een besluit op een aanvraag om omgevingsvergunning aan de aanvrager zelf, berichten die niet tot een of meer geadresseerden zijn gericht. Anders dan Edelwonen betoogt, vormen de artikelen 3.8 en 3.9, eerste lid, van de Wabo geen lex specialis ten opzichte van artikel 2:14, tweede lid, van de Awb. Artikel 2:14, tweede lid, van de Awb geeft een nadere invulling aan de in de artikelen 3.8 en 3.9, eerste lid, van de Wabo geboden mogelijkheid om de kennisgevingen en mededelingen op een andere geschikte wijze te doen.
Een mededeling als bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, van de Wabo is een kennisgeving van een besluit dat tot één of meer belanghebbenden is gericht als bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a, van de Verordening.
Op de mededeling van de verlening van de in geding zijnde omgevingsvergunningen overeenkomstig artikel 3.9, eerste lid, van de Wabo zijn, kortom, artikel 2:14, tweede lid, van de Awb en artikel 2, tweede lid, van de Verordening van toepassing.
2.4. De strekking van artikel 2:14, tweede lid, van de Awb is om te waarborgen dat verzending van berichten niet uitsluitend elektronisch plaatsvindt, maar ook in bijvoorbeeld een (papieren) dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. Dat is op grond van deze bepaling slechts anders indien bij wettelijk voorschrift is bepaald dat met een elektronische verzending kan worden volstaan. Naar het oordeel van de Afdeling betekent dit dat een wettelijke bepaling die enkel de mogelijkheid biedt om zekere berichten elektronisch te verzenden op zichzelf onvoldoende is om met een elektronische verzending te kunnen volstaan. Het moet gaan om een wettelijke bepaling waaruit volgt dat deze berichten bij uitsluiting elektronisch worden verzonden.
Artikel 2, tweede lid, van de Verordening voldoet hier niet aan. In dit artikellid is niet méér bepaald dat dat het gemeentebestuur, in dit geval het college, ervoor kan kiezen om voor het doen van een kennisgeving gebruik te maken van het elektronisch gemeenteblad. Elektronische publicatie is dus niet dwingend en bij uitsluiting voorgeschreven. Uit deze bepaling vloeit dan ook niet voort dat publicatie op een andere wijze met inachtneming van artikel 2:14, tweede lid, van de Awb achterwege kan blijven. Voor zover, zoals het college naar voren heeft gebracht, uit het raadsvoorstel bij de Verordening blijkt van de keuze om met elektronische publicatie te volstaan, is dat onvoldoende. Een raadsvoorstel is geen wettelijke bepaling als bedoeld in artikel 2:14, tweede lid, van de Awb. Indien het gemeentebestuur in zekere gevallen met elektronische publicatie wil kunnen volstaan, dient dat bij verordening te worden bepaald.
2.5. Op grond van het voorgaande komt de Afdeling tot de conclusie dat het college, door te volstaan met een publicatie van de verlening van de in geding zijnde omgevingsvergunningen in het elektronisch gemeenteblad, niet op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo, gelezen in samenhang met artikel 2:14, tweede lid, van de Awb. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
2.6. Anders dan Gelredome meent, volgt uit het voorgaande echter nog niet dat haar niet zou kunnen worden tegengeworpen dat zij niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de in geding zijnde omgevingsvergunningen. Naar het oordeel van de Afdeling had Gelredome redelijkerwijs tijdig op de hoogte kunnen zijn van de verlening van de omgevingsvergunningen waartegen zij wilde opkomen. Zoals het college onbetwist heeft gesteld, is vanaf het van kracht worden van de Verordening op de Gemeentepagina in het papieren huis-aan-huis-blad "Arnhemse Koerier" steeds expliciet vermeld dat bekendmakingen kunnen worden ingezien op www.overheid.nl of op afspraak. Ook voor zover Gelredome uitsluitend papieren publicaties bijhield, kon zij er op deze wijze al langere tijd van op de hoogte zijn dat zij voor kennisgevingen van verleende omgevingsvergunningen www.overheid.nl diende te raadplegen. Niet gebleken is van enige omstandigheid op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat het raadplegen van deze website in het geval van Gelredome problematisch was. Dat zij dit niettemin niet heeft gedaan, kan haar worden tegengeworpen.
Hier komt bij dat, zoals het college en Edelwonen naar voren hebben gebracht, een medewerker van de gemeente Gelredome er bij e-mailbericht van 29 maart 2018 op heeft gewezen dat een aantal vergunningen was verleend ten behoeve van de transitie van kantoorgebouwen nabij het evenementencomplex van Gelredome. Ook naar aanleiding van dit bericht had van Gelredome mogen worden verwacht dat zij de nodige inspanningen zou verrichten om zich nader over deze vergunningen te informeren, indien zij daartegen mogelijk wenste op te komen. Gelredome heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat zij naar aanleiding van dit e-mailbericht telefonisch navraag heeft gedaan naar deze vergunningen bij zowel de gemeente Arnhem als de Omgevingsdienst Regio Arnhem, maar dat haar daarbij alleen mededeling is gedaan van een omgevingsvergunning voor een gebouw aan de Kronenburgsingel 545, en niet van de twee in geding zijnde omgevingsvergunningen, zodat zij in zoverre op het verkeerde been is gezet. Zij stelt pas door een later telefonisch overleg begin mei 2018 op de hoogte te zijn geraakt van de omgevingsvergunning voor het gebouw aan het Kroonpark 10 en 1 juni 2018 op de hoogte te zijn geraakt van de omgevingsvergunning voor het gebouw aan het Kroonpark 6. De Afdeling volgt Gelredome niet in haar betoog dat zij door de aanvankelijk verkregen telefonische informatie door de gemeente en de omgevingsdienst op het verkeerde been is gezet, reeds omdat zij haar stelling dat haar daarbij alleen mededeling is gedaan van een andere omgevingsvergunning niet heeft gesubstantieerd. Daardoor kan niet worden beoordeeld of en in hoeverre van het gesteld niet noemen van de in geding zijnde omgevingsvergunningen in beide gevallen een verwijt kan worden gemaakt aan de betrokken medewerkers. Het kan Gelredome dan ook worden tegengeworpen dat zij zich naar aanleiding van het e-mailbericht van 29 maart 2018 niet door raadpleging van www.overheid.nl binnen de bezwaartermijn op de hoogte heeft gesteld van de verlening van de omgevingsvergunningen waartegen zij wenste op te komen. De overschrijding van de bezwaartermijn kan Gelredome dan ook worden toegerekend.
2.7. De Afdeling stelt vast dat het college, voordat het is overgegaan tot het kennelijk niet-ontvankelijk verklaren van de bezwaren van Gelredome, haar in de gelegenheid heeft gesteld om redenen voor de termijnoverschrijding naar voren te brengen. Gelredome heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en het college heeft de aangevoerde redenen bij het nemen van de besluiten op de bezwaren betrokken. Gelet hierop mocht het college ervoor kiezen om met toepassing van artikel 7.3, aanhef en onder a, van de Awb af te zien van het horen van Gelredome en haar bezwaren kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
2.8. De conclusie is dat de rechtbank, zij het op onjuiste gronden, terecht heeft overwogen dat de overschrijding door Gelredome van de termijn waarbinnen bezwaar kon worden gemaakt tegen de omgevingsvergunningen van 8 maart 2018 en 16 maart 2018, Gelredome kan worden toegerekend en daarom niet verschoonbaar is. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college de bezwaren van Gelredome tegen die omgevingsvergunningen terecht wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het betoog faalt.
Slotoverwegingen
3. Het hoger beroep van Gelredome is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.
4. Nu de Afdeling heeft geoordeeld dat het door Gelredome ingestelde hoger beroep ongegrond is, is de voorwaarde waaronder Edelwonen incidenteel hoger beroep heeft ingesteld niet vervuld en is het incidenteel hoger beroep komen te vervallen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.N. Witsen, griffier.
w.g. Michiels w.g. Witsen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2019
727.