Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende de sociale zekerheid van rijnvarenden (herzien)
Artikel 33
Geldend
Geldend vanaf 01-12-1987
- Bronpublicatie:
30-11-1979, Trb. 1981, 43 (uitgifte: 02-03-1981, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-1987
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-12-1987, Trb. 1987, 191 (uitgifte: 01-01-1987, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
1.
Het orgaan van iedere Verdragsluitende Partij waarvan de wetgeving op de rijnvarende van toepassing is geweest, stelt overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wetgeving vast of de betrokkene aan de gestelde voorwaarden voor het recht op uitkeringen voldoet, eventueel met inachtneming van artikel 28, derde lid en artikel 32.
2.
Ingeval de betrokkene aan deze voorwaarden voldoet, berekent bedoeld orgaan het theoretische bedrag van de uitkeringen waarop hij aanspraak zou kunnen maken indien alle tijdvakken van verzekering, welke zijn vervuld krachtens de wetgevingen van de betrokken Verdragsluitende Partijen en in aanmerking zijn genomen overeenkomstig artikel 32, uitsluitend zouden zijn vervuld krachtens de door dit orgaan toegepaste wetgeving. Indien er echter sprake is van uitkeringen waarvan het bedrag onafhankelijk is van de duur van de vervulde tijdvakken, wordt dit bedrag als het in dit lid bedoelde theoretische bedrag beschouwd.
3.
Op basis van het overeenkomstig het vorige lid berekende theoretische bedrag stelt bedoeld orgaan vervolgens het werkelijke bedrag van de uitkeringen, welke het aan de betrokkene verschuldigd is, vast naar verhouding van de duur van de tijdvakken van verzekering, welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de door dit orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld, tot de totale duur van de tijdvakken van verzekering, welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de wetgeving van alle betrokken Verdragsluitende Partijen zijn vervuld.
4.
Indien de totale duur van de tijdvakken van verzekering welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de wetgeving van alle betrokken Verdragsluitende Partijen zijn vervuld, langer is dan de maximumduur, welke de wetgeving van één der Partijen voor het recht op volledige uitkering vereist, houdt het bevoegde orgaan van deze Partij voor de toepassing van het tweede en derde lid van dit artikel rekening met deze maximumduur in plaats van met de totale duur van de genoemde tijdvakken, zonder dat deze wijze van berekening tot gevolg mag hebben dat dit orgaan een uitkering verschuldigd is welke hoger is dan de uitkering volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving.
5.
Ingeval volgens de wetgeving van een Verdragsluitende Partij het bedrag van de uitkeringen of van bepaalde bestanddelen van uitkeringen evenredig is aan de duur van de vervulde tijdvakken van verzekering, mag het bevoegde orgaan van deze Partij deze uitkeringen of bestanddelen van uitkeringen rechtstreeks berekenen en daarbij alleen rekening houden met de tijdvakken welke krachtens de door dit orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld, zonder dat het tweede en derde lid van dit artikel worden toegepast.