Einde inhoudsopgave
Aanvullingswet geluid Omgevingswet
Artikel 3.5 (overgangsrecht wegen Wet geluidhinder en invoering geluidproductieplafonds langs provinciale wegen)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-12-2023, Stb. 2023, 376 (uitgifte: 27-10-2023, kamerstukken: 36367)
26-05-2021, Stb. 2021, 286 (uitgifte: 18-06-2021, kamerstukken: 35664)
19-02-2020, Stb. 2020, 83 (uitgifte: 09-03-2020, kamerstukken: 35054)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2023, Stb. 2023, 470 (uitgifte: 15-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Omgevingswet
Milieurecht / Geluid en trillingen
1.
Het recht zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing op:
- a.
de op dat tijdstip aanwezige, in aanleg zijnde of geprojecteerde wegen in beheer bij de provincie en het geluid van die wegen op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen binnen de zones van die wegen, totdat provinciale staten op grond van artikel 2.13a, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet bij besluit als omgevingswaarden geluidproductieplafonds hebben vastgesteld aan weerszijden van die wegen, en deze besluiten in werking zijn getreden, met dien verstande dat:
- 1°
in de artikelen 74, 76, 77, 79, 99 en 110c van de Wet geluidhinder voor ‘bestemmingsplan‘ wordt gelezen ‘omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet’ of, waar van toepassing, ‘projectbesluit als bedoeld in afdeling 5.2 van de Omgevingswet’,
- 2°
in de artikelen 76 en 77 van de Wet geluidhinder voor ‘wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de Wet ruimtelijke ordening’ en ‘wijzigings- of uitwerkingsplan’ wordt gelezen ‘omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit die wordt verleend met toepassing van regels over een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht in het tijdelijke deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet’,
- 3°
in artikel 76a van de Wet geluidhinder voor ‘omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2° of 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt afgeweken’ wordt gelezen ‘omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit als bedoeld in de Omgevingswet’,
- 4°
in de artikelen 98 en 104a van de Wet geluidhinder voor ‘tracébesluit’ wordt gelezen ‘projectbesluit als bedoeld in afdeling 5.2 van de Omgevingswet’,
- 5°
in artikel 98 van de Wet geluidhinder voor ‘wegaanpassingsbesluit als bedoeld in artikel 5 van de Spoedwet wegverbreding’ wordt gelezen ‘projectbesluit als bedoeld in afdeling 5.2 van de Omgevingswet’,
- 6°
in artikel 98 van de Wet geluidhinder voor ‘geluidplan als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van de Spoedwet wegverbreding’ wordt gelezen ‘programma als bedoeld in afdeling 3.2 van de Omgevingswet’,
- 7°
in artikel 110c van de Wet geluidhinder voor ‘omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt afgeweken’ wordt gelezen ‘omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit als bedoeld in de Omgevingswet’,
- b.
de onderstaande besluiten, totdat deze onherroepelijk zijn:
- 1°
het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van bestaande, in aanbouw zijnde en geprojecteerde woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen op grond van hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder ten behoeve van een besluit waarvoor een aanvraag is ingediend of waarvan een ontwerp ter inzage is gelegd voor dat tijdstip, of als het een weg in beheer bij de provincie betreft, voor het tijdstip waarop de onder a bedoelde besluiten tot vaststelling van geluidproductieplafonds als omgevingswaarden in werking zijn getreden,
- 2°
het beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 76a van de Wet geluidhinder, waarvoor de aanvraag is ingediend voor dat tijdstip, of als het een weg in beheer bij de provincie betreft, voor het tijdstip waarop de onder a bedoelde besluiten tot vaststelling van geluidproductieplafonds als omgevingswaarden in werking zijn getreden.
2.
Voor een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bestaande weg in beheer bij de provincie wordt uiterlijk op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip voldaan aan de plicht tot het bij besluit als omgevingswaarden vaststellen van geluidproductieplafonds als bedoeld in artikel 2.13a, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing op een weg die op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder geen zone heeft of waarvoor de in het tweede lid bedoelde plicht niet geldt.
4.
Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op een weg waarvoor geluidproductieplafonds als omgevingswaarden gelden op grond van artikel 3.2a.