RvdW 2014/1180
Wet Bopz; voorlopige machtiging. Horen betrokkene; art. 8 lid 1 Wet Bopz; ontbreken bereidheid zich te doen horen?; onderzoeksplicht en motiveringsplicht rechter. Wenst betrokkene toevoeging andere raadsman?; onderzoeksplicht en motiveringsplicht rechter.
HR 17-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:2998
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
17 oktober 2014
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion, G. de Groot
- Zaaknummer
14/02887
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Strafprocesrecht / Voorfase
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:2998, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑10‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:1853, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑07‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑06‑2014
- Wetingang
Essentie
Wet Bopz; voorlopige machtiging. Horen betrokkene; art. 8 lid 1 Wet Bopz; ontbreken bereidheid zich te doen horen?; onderzoeksplicht en motiveringsplicht rechter. Wenst betrokkene toevoeging andere raadsman?; onderzoeksplicht en motiveringsplicht rechter.
Art. 8 lid 1 Wet Bopz bepaalt dat de rechter degene hoort ten aanzien van wie de machtiging is verzocht, tenzij de rechter vaststelt dat de betrokkene niet bereid is zich te doen horen. Het is vaste rechtspraak dat het hier gaat om meer dan hetgeen reeds voortvloeit uit het fundamentele beginsel van een behoorlijke rechtspleging dat iedere partij de gelegenheid moet krijgen om ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.