RvdW 2017/688
Verhouding burgerlijke rechter en belastingrechter. Inroepen nietigheid overeenkomst inzake aanslag toeristenbelasting ex art. 3:40 BW bij burgerlijke rechter?; ontbreken declaratoir in fiscale rechtsgang.
HR 16-06-2017, ECLI:NL:HR:2017:1103
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
16 juni 2017
- Magistraten
Mrs. A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot, M.V. Polak, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
16/01405
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden / Gemeentelijke belastingen
Fiscaal bestuursrecht / Standpuntbepaling
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:1103, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 16‑06‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:461, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑03‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑03‑2016
- Wetingang
Art. 3:40 BW
Essentie
Verhouding burgerlijke rechter en belastingrechter. Inroepen nietigheid overeenkomst inzake aanslag toeristenbelasting ex art. 3:40 BW bij burgerlijke rechter?; ontbreken declaratoir in fiscale rechtsgang.
Uitsluitend de belastingrechter is bevoegd tot beoordeling van de juistheid van de aan de eiseres tot cassatie opgelegde, mede op de tussen eiseres en de gemeente gesloten overeenkomsten berustende, aanslagen toeristenbelasting. Dat geldt ook indien die aanslagen worden bestreden met de stelling dat de daaraan ten grondslag liggende overeenkomsten nietig zijn op gronden ontleend aan het burgerlijk recht. De belastingrechter kan in het kader van een beroep tegen een fiscaal besluit mede nagaan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.