NJB 2023/1719:Verdedigingsverzoek tot horen van getuigen, art. 6 EVRM: eisen aan motivering van het verzoek gelet op HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1015, HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576 en EHRM 19 januari 2021, nr. 2205/16 (Keskin/Nederland). In casu heeft het hof – niet onbegrijpelijk – het verzoek tot het horen van betrokkene 1 als getuige zo uitgelegd dat het ertoe strekt ‘om de verklaring van de verdachte te ondersteunen dat hij niet de persoon was met het aanvalsgeweer (de AK-47), maar de persoon met het pistool.’ Daarvan uitgaande kon het hof oordelen dat geen sprake is van een situatie waarin – gelet op het Keskin-arrest – het belang bij het oproepen en horen van een getuige moet worden voorondersteld. Van belang daartoe is onder meer dat de verklaring van de getuige uitsluitend voor het bewijs van de tenlastegelegde feiten is gebruikt voor zover de verklaring inhoudt dat twee schutters de shishalounge in zijn gelopen – een schutter met een handwapen en de ander met een AK-47 – dat zij allebei een helm op hadden en dat deze aan onder meer de verklaring van de getuige ontleende feiten en omstandigheden door de verdediging niet zijn betwist. De situatie dat de verdachte zijn ondervragingsrecht wil uitoefenen ten aanzien van een voor het bewijs gebruikte of te gebruiken, hem belastende verklaring, doet zich hier niet voor.