NJ 2015/140
Afzien standpunt omtrent toepassing art. 80a RO door Parket bij Hoge Raad.
HR 03-02-2015, ECLI:NL:HR:2015:96, m.nt. P.H.P.H.M.C. van Kempen
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
3 februari 2015
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma
- Zaaknummer
13/04605
- Conclusie
P-G mr. J.W. Fokkens
- Noot
P.H.P.H.M.C. van Kempen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS97201:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Juridische beroepen / Rechter
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:96, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑02‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:2304, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑12‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑07‑2014
- Wetingang
Essentie
Tekst noch strekking van art. 80a RO verzet zich ertegen dat het Parket afziet van het innemen van een standpunt over toepassing van deze bepaling. Het voorschrift van art. 439 lid 1 Sv, dat de P-G een schriftelijke conclusie neemt, staat daaraan niet in de weg. Wanneer de P-G afziet van het innemen van een standpunt dan wel mondeling het standpunt inneemt dat art. 80a RO kan worden toegepast, is voor schriftelijk commentaar op de conclusie geen plaats. Als de Hoge Raad van oordeel is dat de zaak zich niet leent voor toepassing van art. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.