Hof Amsterdam, 22-11-2013, nr. 23-001349-12
ECLI:NL:GHAMS:2013:4111
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
22-11-2013
- Zaaknummer
23-001349-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
Financieel recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2013:4111, Uitspraak, Hof Amsterdam, 22‑11‑2013
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:56, Bekrachtiging/bevestiging
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2012:BV8430
Uitspraak 22‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Vrijspraak meedelen van voorwetenschap (tipverbod) paar dagen voorafgaand aan (gedetailleerd) persbericht van 18 april 2006. Koersgevoelige informatie feitelijk reeds eerder openbaar gemaakt in trading update van 27 maart 2006.
Parketnummer: 23-001349-12
Datum uitspraak: 22 november 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige economische kamer van de rechtbank Amsterdam van 8 maart 2012 in de strafzaak onder parketnummer 13-845001-07 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
8 november 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof verstaat dat de meervoudige economische kamer van de rechtbank Amsterdam vonnis heeft gewezen, gelet op de inleidende dagvaarding en de processen-verbaal van de terechtzittingen in eerste aanleg van 11 oktober 2011 en 23 februari 2012 (door de rechtbank abusievelijk gedateerd 8 maart 2012).
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman van de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op (één) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 april 2006 tot en met 17 april 2006 te Noordwijk, althans in Nederland,
terwijl hij (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij beschikte over voorwetenschap (als bedoeld in artikel 46, vierde lid, Wet toezicht effectenverkeer 1995) met betrekking tot (de effecten in) het fonds [bedrijf], waarvan de effecten waren toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt die gelegen of werkzaam is in Nederland, Euronext Amsterdam,
te weten de kwartaalcijfers (van het eerste kwartaal van 2006) van [bedrijf] en/of (de inhoud van) het persbericht met betrekking tot de kwartaalcijfers (van het eerste kwartaal van 2006) van [bedrijf], zijnde concrete informatie die rechtstreeks betrekking had op [bedrijf], welke informatie op dat/die tijdstip(pen) nog niet openbaar was en waarvan de openbaarmaking significante invloed zou kunnen hebben op de koers van de effecten in het fonds [bedrijf],
(telkens) anders dan in de normale uitoefening van zijn werk, beroep of functie, de informatie waarop zijn voorwetenschap betrekking had aan (een) derde(n) heeft meegedeeld,
immers heeft hij (zakelijk weergegeven):
- ( op 14 april 2006) (onder de alias 'bpr') op de website [website] de melding en/of het bericht geplaatst, inhoudende (D003): "Ik stel mijn gokje van gisterenavond iets bij en het gok het volgende: Klantenbestand Retail en Pro stijgt naar 39,600 Aantal gedane transacties 545,900 Winst voor belastingen 8,760 Netto winst 6,113,000 Dat is dus per aandeel 0,20 De nettowinst 1e halfjaar 2005 was 6,8 mio min 0,6 bijzondere baten is 6,2 mio Als ik goed gok is KW1 2006 dus gelijk aan 1e halfjaar 2005!!!"; en/of
- ( op 17 april 2006) (onder de alias 'bpr') op de website [website] de melding en/of het bericht geplaatst, inhoudende (D003): "WINST [bedrijf] STIJGT EXPLOSIEF IN EERSTE KWARTAAL".
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof, anders dan de rechtbank, de verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde.
Verweren met betrekking tot de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Op de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte, in aansluiting op de raadsman van de medeverdachte [medeverdachte 1], verweren gevoerd strekkende tot de nietigverklaring van de dagvaarding of de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie. De raadsman heeft daarbij naar voren gebracht dat, indien het hof de verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde, de verdediging zich niet in haar belangen geschaad acht bij het uitblijven van een beslissing van het hof met betrekking tot die verweren.
Gelet op het voorgaande, vat het hof de verweren van de raadsman op als voorwaardelijk gevoerd onder de voorwaarde als genoemd. Nu het hof de verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde is aan de voorwaarde voldaan, zodat het hof niet gehouden is expliciet te reageren op de verweren van de raadsman.
Vordering van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 5.000,00, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Vrijspraak
De vastgestelde feiten en omstandigheden
Op 27 maart 2006 heeft [bedrijf] (hierna: [bedrijf]) een trading update gepubliceerd, inhoudende, voor zover van belang (bijlage 4 bij het aanvullend proces-verbaal van 18 juni 2010):
Voortgaande groei Retail en Professional Services
De toestroom van nieuwe klanten bij [bedrijf] zet ook in de eerste maanden van 2006 onverminderd voort. Op 27 maart bedraagt het aantal klanten ruim 38.500 (ultimo 2005: 32.800). Het toevertrouwd vermogen is gestegen naar ruim € 2,0 miljard op 27 maart tegenover € 1,6 miljard ultimo 2005.
Een aantal weken nadien, op 18 april 2006, heeft [bedrijf] een persbericht gepubliceerd, inhoudende (D-004):
Winst [bedrijf] stijgt explosief in eerste kwartaal
- Nettoresultaat stijgt naar € 6,1 miljoen in eerste kwartaal 2006 (Q1 2005: € 3,7 miljoen)
- Aantal uitgevoerde particuliere transacties stijgt naar ruim 545.900 (Q1 2005: 240.300)
- Aantal klanten stijgt naar ruim 39.600 (ultimo 2005: 32.800)
- Toevertrouwd vermogen stijgt tot ruim € 2,1 miljard (ultimo 2005: € 1,6 miljard)
Verder bevatte het persbericht een resultatenoverzicht van het eerste kwartaal van het jaar 2006 ten opzichte van (het eerste kwartaal van) het voorgaande jaar, een bericht van de (destijds) bestuursvoorzitter van [bedrijf], een toelichting op de resultaten per business unit en vooruitzichten voor de rest van het jaar.
Op 14 april 2006, voorafgaand aan de publicatie van het persbericht, heeft de medeverdachte [medeverdachte 2], (destijds) commissaris bij [bedrijf], het persbericht per fax aan de medeverdachte [medeverdachte 1] doen toekomen.
Op 14 en/of 15 april 2006 heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] het persbericht, althans minstgenomen de inhoud daarvan, aan de verdachte verstrekt.
Op 14 en 17 april 2006 heeft de verdachte delen van de inhoud van het persbericht op de website [website] geplaatst.
Overwegingen
Het hof overweegt als volgt.
Voorwetenschap in de zin van artikel 46, vierde lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (oud) (hierna: Wte 1995 (oud)) vereist:
- bekendheid met informatie,
- die concreet is,
- die rechtsreeks of middellijk betrekking heeft op de rechtspersoon, vennootschap of instelling waarop de effecten betrekking hebben of op de handel in deze effecten,
- welke informatie niet openbaar is gemaakt, en
- waarvan openbaarmaking significante invloed zou kunnen hebben op de koers van de effecten of op de koers van daarvan afgeleide effecten.
Koersgevoelige informatie
Het door of namens de verdachte ingestelde hoger beroep heeft zich in het bijzonder toegespitst op de vraag of de informatie in het persbericht significante invloed zou kunnen hebben op de koers van de effecten [bedrijf] of op de koers van daarvan afgeleide effecten; met andere woorden of sprake is van koersgevoelige informatie.
De markttoezichthouder bij uitstek, de Autoriteit Financiële Markten (hierna: AFM) heeft in haar brochure “Koersgevoelige informatie” van augustus 2009 (www.afm.nl) de bekendmaking van periodieke financiële resultaten gekenmerkt als voorbeeld van mogelijk koersgevoelige informatie.
Het hof is van oordeel dat de kwartaalcijfers (van het eerste kwartaal van 2006) van [bedrijf] en (de inhoud van) het persbericht met betrekking tot de kwartaalcijfers (van het eerste kwartaal van 2006) inderdaad koersgevoelige informatie bevatten. Daartoe overweegt het hof als volgt.
In artikel 1, tweede lid, van Richtlijn 2003/124/EG van de Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wordt, wat de definitie en openbaarmaking van voorwetenschap en de definitie van marktmanipulatie betreft (Uitvoeringsrichtlijn) onder koersgevoelige informatie verstaan: “informatie waarvan een redelijk handelende belegger waarschijnlijk gebruik zal maken om er zijn beleggingsbeslissingen ten dele op te baseren” (zie ook Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 december 2009, C-45/08; JOR 2010, 70 (Spector Photo Group N.V.), par. 51 en 68 en rechtbank Rotterdam 9 februari 2012, ECLI BV3771; JOR 2012, 145 (Fortis), r.o. 17.6).
Naar het oordeel van het hof zal een redelijk handelende belegger in effecten [bedrijf] of daarvan afgeleide effecten waarschijnlijk gebruik maken van de informatie in het persbericht van [bedrijf], nu dat persbericht betrekking heeft op eerste kwartaalcijfers van het jaar 2006 van [bedrijf], welke kwartaalcijfers een (aanzienlijke) stijging laten zien van onder meer het nettoresultaat, het aantal uitgevoerde transacties, het aantal klanten en het toevertrouwd vermogen van [bedrijf] ten opzichte van (het eerste kwartaal van) het voorgaande jaar.
Voor het oordeel dat de informatie in het persbericht koersgevoelige informatie betreft, vindt het hof steun in de omstandigheid dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1], beiden belegger in effecten [bedrijf], de cijfers zoals vermeld in het persbericht samen hebben geanalyseerd en dat de verdachte vervolgens de in het persbericht vermelde eerste kwartaalcijfers met betrekking tot het aantal klanten, het aantal uitgevoerde transacties en het (netto)resultaat van [bedrijf] op een forum van een website voor beleggers heeft geplaatst.
Openbaarheid van de informatie
De raadsman van de verdachte heeft, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat het persbericht geen nieuwe informatie bevat ten opzichte van de door [bedrijf] op 27 maart 2006 gepubliceerde trading update.
Dit roept de vraag op of de koersgevoelige informatie al dan niet openbaar is gemaakt.
Onder verwijzing naar de Memorie van Toelichting bij de wijziging van de Wte 1995 (oud) teneinde de effectiviteit van deze wet op het gebied van het bestrijden van gebruik van voorwetenschap te verbeteren, overweegt het hof dat informatie openbaar is gemaakt in de zin van artikel 46, vierde lid, Wte 1995 (oud) wanneer de informatie zonder voorbehoud aan derden is bekendgemaakt en daarmee in beginsel kenbaar is voor het beleggend publiek (Kamerstukken II 1996-1997, 25 095, nr. 3, p. 6).
Naar het oordeel van het hof is de koersgevoelige informatie – welke in het persbericht is vervat – eerder openbaar gemaakt in de trading update van 27 maart 2006, nu (i) de trading update (in beginsel) kenbaar was voor het beleggend publiek en (ii) de trading update (een stijging van) het aantal klanten en het toevertrouwd vermogen van [bedrijf] op 27 maart 2006 ten opzichte van het einde van het voorgaande jaar vermeldde, waarmee de kern van de in het persbericht opgenomen eerste kwartaalcijfers van het jaar 2006 reeds was gegeven, zodat die kwartaalcijfers niet als een verrassing kwamen en, in zoverre, geen toegevoegde waarde hadden ten opzichte van de trading update. Daarbij betrekt het hof dat, zoals in het persbericht is vermeld, de (positieve) resultaten van [bedrijf], als internetbroker, in belangrijke mate werden ondersteund door het positieve beursklimaat.
Voor dat oordeel vindt het hof steun in een analyse van de Rabobank, waarin vermeld werd dat een winst per aandeel van € 0,20 verwacht werd, welke verwachting was gebaseerd op de informatie in de trading update en de hoge volumes op de beurzen en welke verwachting bevestiging vond in het op die analyse volgend persbericht.
Voor zover de advocaat-generaal heeft betoogd dat aan de publicatie van een trading update niet dezelfde waarde kan worden gehecht als aan de publicatie van een persbericht met betrekking tot kwartaalcijfers, overweegt het hof dat die stelling, zonder nadere onderbouwing die ontbreekt, niet in zijn algemeenheid kan gelden. In dit kader verwijst het hof naar het openbaar register van de AFM waarin, ingevolge artikel 1:107, derde lid, sub c, onder 2, van de Wet op het financieel toezicht, melding wordt gemaakt van (koersgevoelige) informatie die door uitgevende instellingen openbaar is gemaakt, welke meldingen veelvuldig in de vorm van een trading update worden gedaan.
Nu de koersgevoelige informatie in het persbericht van 18 april 2006 reeds openbaar is gemaakt in de trading update van 27 maart 2006, kan, naar het oordeel van het hof, niet bewezen worden verklaard dat de verdachte in of omstreeks de periode van 14 tot en met 17 april 2006 beschikte over voorwetenschap in de zin van artikel 46, vierde lid, Wte 1995 (oud), zodat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd en de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. D.J.M.W. Paridaens-van der Stoel en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van mr. C. Beuze, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 november 2013.