Einde inhoudsopgave
Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen
Artikel 38
Geldend
Geldend vanaf 17-02-1999
- Bronpublicatie:
28-01-1999, Stb. 1999, 30 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken: 25836)
- Inwerkingtreding
17-02-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-02-1999, Stb. 1999, 40 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Personen- en familierecht / Bijzondere onderwerpen
1.
In procedures waarin tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de raad voor de kinderbescherming op grond van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2, derde of vierde lid, optreedt, treedt het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen in zijn plaats.
2.
In procedures waarin tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de Staat dan wel Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op grond van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2, derde lid, onder b, optreedt, treedt het Bureau in zijn plaats.
3.
In zaken waarin voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet op grond van artikel 12 van de Wet Nationale ombudsman aan de Nationale ombudsman is verzocht een onderzoek te doen dan wel de Nationale ombudsman op grond van artikel 15 van die wet een onderzoek heeft ingesteld naar een gedraging die kan worden toegerekend aan de dependance Gouda van de raad voor de kinderbescherming dan wel aan de daar gedetacheerde werkeenheid van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, treden de directie, onderscheidenlijk de raad van toezicht op dat tijdstip als bestuursorgaan in de zin van de Wet Nationale ombudsman in de plaats van Onze minister onderscheidenlijk Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Op gedragingen van voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet die kunnen worden toegerekend aan de dependance Gouda van de raad voor de kinderbescherming dan wel aan de daar gedetacheerde werkeenheid van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en waarover de Nationale ombudsman op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog geen verzoek als bedoeld in artikel 12 heeft bereikt, maar nog wel kan bereiken, is de eerste volzin eveneens van toepassing