JWB 2015/350
Insolventierecht
HR 16-10-2015, ECLI:NL:HR:2015:3096
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
16 oktober 2015
- Zaaknummer
15/02827
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Insolventierecht (V)
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3096, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 16‑10‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:2125, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑08‑2015
- Wetingang
Art. 81 RO
Essentie
Insolventierecht
Samenvatting
Casus
Verzoeker heeft bij de rechtbank een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Bij vonnis heeft de rechtbank het verzoek afgewezen op grond van het oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan en/of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoek is ingediend, te goeder trouw is geweest (art. 288 lid 1 aanhef en onder b Fw). Bij arrest bekrachtigt het hof het vonnis van de rechtbank.
Rechtsvraag
Had het hof mogen aannemen dat verzoeker niet te goeder trouw was ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.