Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Portugese Republiek, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (Lid-Staten van de Europese Unie) en het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, betreffende de toetreding van het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie
Slotakte Tekst van de slotakte
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1995
- Bronpublicatie:
24-06-1994, Trb. 1994, 200 (uitgifte: 27-10-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-03-1995, Trb. 1995, 64 (uitgifte: 01-01-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
De gevolmachtigden van:
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,
DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE,
DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN IERLAND,
DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN NOORWEGEN,
DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN ZWEDEN,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIE EN NOORD-IERLAND,
bijeengekomen te Korfoe, op 24 juni negentienhonderd vierennegentig ter gelegenheid van de ondertekening van het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie,
hebben vastgesteld dat de volgende teksten zijn opgesteld en aangenomen in het kader van de Conferentie tussen de Lid-Staten van de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden:
- I.
het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie.
- II.
de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en de aanpassing der Verdragen.
- III.
de hieronder genoemde teksten die zijn gehecht aan de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en de aanpassing der Verdragen:
- A
Bijlage I:
Lijst bedoeld in artikel 29 van de Toetredingsakte
Bijlage II:
Lijst bedoeld in artikel 30 van de Toetredingsakte
Bijlage III:
Bepalingen waarnaar in artikel 32 van de Toetredingsakte wordt verwezen
Bijlage IV:
Lijst bedoeld in artikel 39, lid 1, van de Toetredingsakte
Bijlage V:
Lijst bedoeld in artikel 39, lid 5, van de Toetredingsakte
Bijlage VI:
Lijst bedoeld in de artikelen 54, 73, 97 en 126 van de Toetredingsakte
Bijlage VII:
Lijst bedoeld in artikel 56 van de Toetredingsakte
Bijlage VIII:
Bepalingen waarnaar in artikel 69 van de Toetredingsakte wordt verwezen
Bijlage IX:
Lijst bedoeld in artikel 71, lid 2, van de Toetredingsakte
Bijlage X:
Bepalingen waarnaar in artikel 84 van de Toetredingsakte wordt verwezen
Bijlage XI:
Lijst bedoeld in artikel 99 van de Toetredingsakte
Bijlage XII:
Bepalingen bedoeld in artikel 112 van de Toetredingsakte
Bijlage XIII:
Lijst bedoeld in artikel 138, lid 5, van de Toetredingsakte
Bijlage XIV:
Lijst bedoeld in artikel 140 van de Toetredingsakte
Bijlage XV:
Lijst bedoeld in artikel 151 van de Toetredingsakte
Bijlage XVI:
Lijst bedoeld in artikel 165, lid 1, van de Toetredingsakte
Bijlage XVII:
Lijst bedoeld in artikel 165, lid 1, van de Toetredingsakte
Bijlage XVIII:
Lijst bedoeld in artikel 167 van de Toetredingsakte
Bijlage XIX:
Lijst bedoeld in artikel 168 van de Toetredingsakte
- B
Protocol nr. 1
betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank
Protocol nr. 2
inzake de Aland-eilanden
Protocol nr. 3
betreffende de Sami-bevolking
Protocol nr. 4
betreffende de sector koolwaterstoffen in Noorwegen
Protocol nr. 5
betreffende de deelneming van de nieuwe Lid-Staten aan het vermogen van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
Protocol nr. 6
betreffende bijzondere tijdelijke bepalingen inzake de activiteiten uit hoofde van de Structuurfondsen in Finland, Noorwegen en Zweden
Protocol nr. 7
betreffende Svalbard
Protocol nr. 8
betreffende de verkiezingen van het Europees Parlement in bepaalde nieuwe Lid-Staten tijdens de interimperiode
Protocol nr. 9
betreffende vervoer over de weg en per spoor, alsmede gecombineerd vervoer in Oostenrijk
Protocol nr. 10
betreffende het gebruik van specifieke Oostenrijkse termen binnen de Duitse taal in het kader van de Europese Unie
- C.
De teksten:
- —
van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, alsmede de Verdragen waarbij zij zijn gewijzigd of aangevuld, met inbegrip van het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot de Europese Economische Gemeenschap en tot de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, het Verdrag betreffende de toetreding van de Helleense Republiek tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
- —
in de Finse, Noorse en Zweedse taal.
Voorts hebben de Gevolmachtigden de hierna genoemde en aan deze Slotakte gehechte verklaringen aangenomen:
- 1.
Gemeenschappelijke verklaring over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
- 2.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 157, lid 4, van het Toetredingsverdrag
- 3.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- 4.
Gemeenschappelijke verklaring over de toepassing van het Euratom-Verdrag
- 5.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende tweede woningen
- 6.
Gezamenlijke verklaring inzake normen voor de bescherming van het milieu, de gezondheid en de produktveiligheid
- 7.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 32, 69, 84 en 112 van de Toetredingsakte
- 8.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende de institutionele procedures van de Toetredingsakte
- 9.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 172 van de Toetredingsakte
1. Gemeenschappelijke verklaring over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
1
De Unie neemt kennis van het feit dat Noorwegen, Oostenrijk, Finland en Zweden hun volledige aanvaarding bevestigen van de rechten en verplichtingen die zijn verbonden aan de Unie en haar institutioneel kader, het zogenaamde ‘acquis communautaire’, zoals dat op de huidige Lid-Staten van toepassing is. Dit omvat met name de inhoud, de beginselen en de politieke doelstellingen van de Verdragen, met inbegrip van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
De Unie en het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden zijn het erover eens dat:
- —
toetreding tot de Unie de interne samenhang van de Unie en haar vermogen om doeltreffend op te treden op het gebied van het buitenlands en veiligheidsbeleid zou moeten verbeteren;
- —
de nieuwe Lid-Staten vanaf de toetreding bereid en in staat zullen zijn om ten volle en actief deel te nemen aan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid zoals dat is omschreven in het Verdrag betreffende de Europese Unie;
- —
de nieuwe Lid-Staten bij toetreding zonder enig voorbehoud alle doelstellingen van het Verdrag, de bepalingen van Titel V en de relevante verklaringen dienaangaande zullen aanvaarden;
- —
de nieuwe Lid-Staten bereid en in staat zullen zijn om hebten tijde van hun toetreding gevoerde specifieke beleid van de Unie te ondersteunen.
2
Wat betreft de voor de Lid-Staten uit het Verdrag betreffende de Europese Unie voortvloeiende verplichtingen op het stuk van de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie wordt er van uitgegaan dat het juridisch kader van de toetredende landen op de datum van toetreding verenigbaar zal zijn met het acquis.
2. Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 157, lid 4, van de Toetredingsakte
De nieuwe Lid-Staten zullen deel nemen aan een systeem waarbij de drie Advocaten-Generaal rouleren in de momenteel toegepaste alfabetische volgorde, met dien verstande dat Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk niet aan dat systeem zullen deelnemen, omdat zij elk een permanente Advocaat-Generaal krijgen. De alfabetische volgorde luidt derhalve als volgt: België (1988–1994), Danmark (1991–1997), Ellas (1994–2000), Ireland, Luxembourg, Nederland, Norge, Österreïch, Portugal, Suomi, Sverige. Dit betekent dat bij de toetreding een Advocaat-Generaal met de Spaanse nationaliteit en een met de Ierse nationaliteit zullen worden benoemd. De ambtstermijn van de Spaanse Advocaat-Generaal verstrijkt op 6 oktober 1997 en die van de Ierse Advocaat-Generaal op 6 oktober 2000.
3. Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
De aanvullende maatregelen die ingevolge de toetreding van de nieuwe Lid-Staten noodzakelijk mochten blijken, dienen te worden genomen door de Raad, die op verzoek van het Hof het aantal Advocaten-Generaal op negen kan brengen, en de nodige aanpassingen kan aanbrengen overeenkomstig de bepalingen van artikel 32 bis, derde alinea, van het EGKS-Verdrag, artikel 166, derde alinea, van het EEG-Verdrag en artikel 138, derde alinea, van het Euratom-Verdrag.
4. Gemeenschappelijke verklaring over de toepassing van het Euratom-Verdrag
Eraan herinnerend dat de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond zonder onderscheid van toepassing zijn op alle Lid-Staten, erkennen de Verdragsluitende Partijen dat de Lid-Staten, als verdragsluitende partijen bij de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, zelf overeenkomstig hun beleidsvoornemens besluiten om al dan niet kernenergie te produceren, onverminderd de regels inzake de interne markt. Wat het eind van de kernbrandstofcyclus betreft, is het de verantwoordelijkheid van elke Lid-Staat om zijn eigen beleid vast te stellen.
5. Gemeenschappelijke verklaring betreffende tweede woningen
Niets in het ‘acquis communautaire’ belet individuele Lid-Staten nationale, regionale of lokale maatregelen betreffende tweede woningen te nemen, mits deze maatregelen noodzakelijk zijn uit een oogpunt van ruimtelijke ordening en milieubescherming, en zonder rechtstreekse of onrechtstreekse discriminatie tussen de onderdanen van de Lid Staten van toepassing zijn overeenkomstig het ‘acquis’.
6. Gezamenlijke verklaring inzake normen voor de bescherming van het milieu, de gezondheid en de produktveiligheid
De Verdragsluitende Partijen onderstrepen dat het van groot belang is om via communautaire acties een hoog beschermingsniveau op het gebied van volksgezondheid, veiligheid en milieu te bevorderen, in overeenstemming met de in het Verdrag betreffende de Europese Unie omschreven doelstellingen en criteria. In dit verband verwijzen zij tevens naar de resolutie van 1 februari 1993 betreffende een beleidsplan en actieprogramma van de Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling.
Zich bewust van de gehechtheid van de nieuwe Lid-Staten aan de instandhouding van de normen die zij hebben ingevoerd op bepaald gebieden, met name in verband met hun bijzondere geografische en klimatologische omstandigheden, hebben de Verdragsluitende Partijen, bij wijze van uitzondering en voor specifieke gevallen, overeenstemming bereikt over een procedure voor de evaluatie van het bestaande acquis communautaire, met volledige deelneming door de nieuwe Lid-Staten, onder de in het Toetredingsverdrag bepaalde voorwaarden.
Zonder vooruit te lopen op het resultaat van de overeengekomen evaluatieprocedure, verbinden de Verdragsluitende Partijen zich ertoe alles in het werk te stellen om deze procedure vóór het verstrijken van de vastgestelde overgangsperiode af te ronden. Aan het eind van deze overgangsperiode zal het hele acquis communautaire in de nieuwe Lid-Staten onder dezelfde voorwaarden als in de huidige Lid-Staten van de Unie van toepassing zijn.
7. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 32, 69, 84 en 112 van de Toetredingsakte
De Verdragsluitende Partijen herinneren eraan dat de Conferenties tijdens de ministeriële bijeenkomst van 21 december 1993 nota hebben genomen van het volgende:
- —
het doel van de overeengekomen oplossing is dat besluiten worden genomen vóór het einde van de overgangsperiode;
- —
de herziening van het acquis communautaire niet vooruitloop op het resultaat;
- —
bij de herziening zal de Unie ook rekening houden met de criteria die zijn neergelegd in artikel 130 R, lid 3 , van het EG-Verdrag.
8. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de institutionele procedures van de Toetredingsakte
Bij de aanneming van institutionele bepalingen van het toetredingsverdrag komen de Lid-Staten en de kandidaat-landen overeen dat de in 1996 bijeen te roepen Intergouvernementele Conferentie niet alleen de wetgevende rol van het Europees Parlement en de andere in het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde andere zaken zal behandelen, maar ook aandacht zal schenken aan de kwesties van het aantal leden van de Commissie en het wegen van de stemmen van de Lid-Staten in de Raad. De Conferentie zal ook aandacht besteden aan maatregelen die nodig worden geacht om het werk van de Instellingen te vergemakkelijken en tot een doeltreffende werkwijze van deze Instellingen moeten garanderen.
9. Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 172 van de Toetredingsakte
De Verdragsluitende Partijen merken op dat voor alle wijzigingen van de EER-Overeenkomst en de Overeenkomst tussen de EVA-Lid-Staten betreffende de instelling van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie de instemming van de Verdragsluitende Partijen is vereist.
De Gevolmachtigden hebben kennis genomen van de briefwisseling betreffende de regeling inzake de procedure voor de aanvaarding van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die aan de toetreding voorafgaat, die tot stand is gekomen in het kader van de Conferentie tussen de Europese Unie en de Staten die om toetreding tot die Unie hebben verzocht en die aan deze Slotakte is gehecht.
Tenslotte zijn de volgende verklaringen afgelegd en aan deze Slotakte gehecht:
A. Gemeenschapppelijke[lees: Gemeenschappelijke] verklaringen: de huidige Lid-Staten/het Koninkrijk Noorwegen
- 10.
Gemeenschappelijke verklaring over het beheer van de visbestanden in de wateren benoorden 62 N
- 11.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende de 12-mijlszone
- 12.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende de eigendom van vissersvaartuigen
- 13.
Gemeenschappelijke verklaring over de levering van grondstoffen voor de visverwerkende industrie in Noord-Noorwegen
- 14.
Verklaring ad artikel 147 betreffende de Noorse levensmiddelenindustrie
- 15.
Gemeenschappelijke verklaring inzake Svalbard
B. Gemeenschappelijke verklaringen: de huidige Lid-Staten/de Republiek Oostenrijk
- 16.
Gemeenschappelijke verklaring over het vrije verker[lees: verkeer] van werknemers
- 17.
Gemeenschappelijke verklaring over vrijwaringsmaatregelen krachtens de overeenkomsten met landen van Midden- en Oost-Europa
- 18.
Gemeenschappelijke verklaring over de oplossing van resterende technische vraagstukken op vervoergebied
- 19.
Gemeenschappelijke verklaring inzake de gewichten en afmetingen van wegvoertuigen
- 20.
Gemeenschappelijke verklaring over de Brenner-Basistunnel
- 21.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 6 en 76 van de Toetredingsakte
C. Gemeenschappelijke verklaringen: de huidige Lid-Staten/de Republiek Finland
- 22.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende de vrijwaring van de Finse vervoersverbindingen
- 23.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende de verscheping van radioactief afval
- 24.
Gemeenschappelijke verklaring over het Non-Proliferatieverdrag
D. Gemeenschappelijke verklaringen: de huidige Lid-Staten/het Koninkrijk Zweden
- 25.
Gemeenschappelijke verklaring over het Non-Proliferatieverdrag
- 26.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 127 van de Toetredingsakte
E. Gemeenschappelijke verklaringen: de huidige Lid-Staten/Diverse nieuwe Lid-Staten
- 27.
Gemeenschappelijke verklaring: Noorwegen, Oostenrijk, Zweden: PCB's/PCT's
- 28.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Noordse Samenwerking als gewijzigd door de Conferentie op het niveau van de Plaatsvervangers op 17.2.1994
- 29.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende het aantal dieren dat in Noorwegen en Finland in aanmerking komt voor de premie voor zoogkoeien
- 30.
Gemeenschappelijke verklaring: Finland, Zweden: betreffende de visserijmogelijkheden in de Oostzee
- 31.
Verklaring betreffende de verwerkende industrie in Oostenrijk en Finland
F. Verklaringen van de huidige Lid-Staten
- 32.
Verklaring betreffende de Åland-eilanden
- 33.
Verklaring betreffende relatieve stabiliteit
- 34.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende de oplossing van milieuproblemen veroorzaakt door verkeer van zware voertuigen
- 35.
Verklaring betreffende de naleving van de verbintenissen van de Unie in landbouwaangelegenheden krachtens besluiten die niet in de toetredingsakte zijn opgenomen
- 36.
Verklaring betreffende milieumaatregelen op landbouwgebied
- 37.
Verklaring betreffende bergstreken en probleemgebieden (LFA)
G. Verklaringen van het Koninkrijk Noorwegen
- 38.
Verklaring van het Koninkrijk Noorwegen over de Noorse taal
- 39.
Verklaring van het Koninkrijk Noorwegen over Sami-aangelegen heden
- 40.
Verklaring van het Koninkrijk Noorwegen betreffende transparantie
H. Verklaringen van de Republiek Oostenrijk
- 41.
Verklaring van de Republiek Oostenrijk betreffende artikel 109 G van het EG-Verdrag
- 42.
Verklaring van de Republiek Oostenrijk over televisie-omroep
- 43.
Verklaring van de Republiek Oostenrijk over de vaststelling van de prijzen van gecombineerd vervoer over de Brenner-route
- 44.
Verklaring van de Republiek Oostenrijk betreffende artikel 14 van Protocol nr. 9 betreffende het vervoer over de weg, per spoor en gecombineerd vervoer in Oostenrijk
I. Verklaring van de Republiek Finland
- 45.
Verklaring van de Republiek Finland betreffende transparantie
J. Verklaringen van het Koninkrijk Zweden
- 46.
Verklaringen van het Koninkrijk Zweden over de sociale politiek
- 47.
verklaring van het Koninkrijk Zweden betreffende een open regering en de reactie daarop van de Unie,
K. Verklaringen van diverse nieuwe Lid-Staten
- 48.
Gemeenschappelijke verklaring van het Koninkrijk Noorwegen en het Koninkrijk Zweden betreffende de visserij
- 49.
Verklaring van Noorwegen, Oostenrijk, Finland en Zweden over de artikelen 3 en 4 van de Toetredingsakte
- 50.
Verklaring van de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden betreffende alcoholmonopolies
A. Gemeenschappelijke verklaringen: de huidige Lid-Staten/het Koninkrijk Noorwegen
10. Gemeenschappelijke verklaring over het beheer van de visbestanden in de wateren benoorden 62° N
De Verdragsluitende Partijen zijn zich bewust van het kwetsbare en gevoelige ecosysteem van de Barentszee en de noordelijke wateren en erkennen de vitale noodzaak van een voortdurend gezond beheer, gebaseerd op een duurzaam behoud en een optimaal gebruik van alle bestanden in deze wateren.
Zij komen overeen dat de integratie van deze wateren in het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) gebaseerd moet zijn op het bestaande beheersregime, zulks ten einde de huidige technische controle- en uitvoerleggingscriteria te blijven hanteren en te verbeteren.
Zij komen overeen dat bestaand regionaal marien onderzoek en wetenschappelijke instellingen in de omgeving van deze wateren een belangrijke bijdrage moeten blijven leveren aan het besluitvormingsproces ten einde in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid te komen tot snelle en noodzakelijke beheersbeslissingen.
Zij komen overeen dat de onderhandelingen met Rusland in het Kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid moeten worden gevoerd tegen de achtergrond van de beginselen en praktijken die zijn ontwikkeld in de Gemeenschappelijke Noors-Russische Visserijcommissie. Zij komen overeen dat het huidige systeem, waarbij eerst wordt onderhandeld met de betrokken visserijorganisaties alvorens met Rusland te onderhandelen, in stand moet blijven.
Zij komen voorts overeen dat de beheersdoelstellingen en -maatregelen het volgende moeten omvatten:
- —
er dient ter dege rekening te worden gehouden met de interrelatie tussen de bestanden met het oog op een multi-speciesbeheer,
- —
bij het beheer van de pelagische bestanden dient rekening te worden gehouden met het feit dat deze soorten een belangrijke voedingsbron voor andere soorten vormen
- —
dat op de lange termijn zorg moet worden gedragen voor een optimale en stabiele bevissing van de bestanden,
- —
bij de vaststelling van de TAC voor een bestand moet ter dege rekening worden gehouden met de instandhouding van het paaibestand ter wille van de voortplanting,
- —
vangsten van demersale bestanden die geacht worden binnen veilige biologische grenzen te liggen, moeten beperkt blijven tot het reproduktievermogen van het bestand en ter dege rekening houden met de bijzondere omstandigheden van elke individueel bestand,
- —
voor demersale bestanden die buiten veilige biologische grenzen liggen, moeten maatregelen worden genomen om het bestand tot een duurzaam niveau terug te brengen, mede met inachtneming van de minimumeisen van de visindustrie,
- —
er zal blijvend bijzondere aandacht worden besteed aan de adviezen van het Adviescomité voor Visserijbeheer (ACFM).
De Verdragsluitende Partijen erkennen dat bij het toekomstige beheer van deze wateren overeenkomstig de bepalingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid rekening moet worden gehouden met de bijzondere belangen van Noorwegen als kuststaat in de wateren benoorden 62° N, en van alle betrokken partijen.
Voorts zijn de Verdragsluitende Partijen bij wijze van tijdelijke afwijking van de bepalingen om een geleidelijke integratie van Noorwegen in het gemeenschappelijk visserijbeleid te stimuleren, overeengekomen dat vanaf de datum van toetreding:
- 1.
Noorwegen gedurende een overgangsperiode tot uiterlijk 1 juli 1998 TAC-niveaus mag vaststellen en haar visserijovereenkomst met Rusland mag handhaven; gedurende deze overgangsperiode werkt Noorwegen nauw samen met de Commissie bij de vaststelling van de TAC-niveaus en het beheer van deze overeenkomst;
- 2.
Noorwegen in deze wateren op niet-discriminatoire grondslag haar huidige systeem kan handhaven inzake:
- —
technische voorschriften gedurende een overgangsperiode van 1 jaar
- —
het verbod op terugzetten gedurende een overgangsperiode van 3 jaar,
- —
controlemaatregelen, inzonderheid het sluiten en openen van gevoelige gebieden gedurende een overgangsperiode van 3 jaar.
Tijdens deze overgangsperioden zal de Unie nagaan hoe deze regulerende mechanismen het best in het gemeenschappelijk visserijbeleid kunnen worden geïntegreerd.
11. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de 12-mijlszone
De Verdragsluitende Partijen erkennen het grote belang voor Noorwegen van het behoud van leefbare visserijgemeenschappen in kustgebieden. Bij de herziening van de huidige regelingen betreffende de toegang tot de wateren binnen de 12-mijlszone zullen de Instellingen van de Unie bij hun besluiten over toekomstige regelingen speciale aandacht besteden aan de belangen van dergelijke gemeenschappen in de Lid-Staten.
12. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de eigendom van vissersvaartuigen
De Verdragsluitende Partijen nemen kennis van de uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en erkennen dat in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid een van de doelstellingen van het stelsel van nationale contingenten die aan de Lid-Staten worden toegekend overeenkomstig het beginsel van relatieve stabiliteit, is gelegen in het voorzien in de bijzondere noden van gebieden waar de lokale bevolking in het bijzonder afhankelijk is van de visserij en de daarmee samenhangende industrieën.
Deze doelstelling kan een rechtvaardiging vormen voor voorwaarden die er voor moeten zorgen dat er een reëel economisch verband bestaat tussen vissersvaartuigen en de contingenten van een Lid-Staat, indien het doel van die voorwaarden is dat de bevolking die afhankelijk is van de visserij en de daarmee samenhangende industrieën, profijt trekt van de contingenten.
13. Gemeenschappelijke verklaring over de levering van grondstoffen voor de visverwerkende industrie in Noord-Noorwegen
De Verdragsluitende Partijen nemen nota van het verzoek van Noorwegen inzake de levering van grondstoffen voor de visverwerkende industrie in Noord-Noorwegen en erkennen dat in het licht van de bijzondere situatie voor deze industrie een bevredigend evenwicht in de leveringen moet worden gewaarborgd. Daarmee moet naar behoren rekening worden gehouden wanneer de Unie na de toetreding van Noorwegen autonome tariefcontingenten vaststelt voor vis die bestemd is voor de verwerkende industrie.
14. Verklaring ad artikel 147 betreffende de Noorse levensmiddelenindustrie
De Verdragsluitende Partijen hebben nota genomen van de volgende verklaring van de Commissie:
Bij het onderzoek van een mogelijk verzoek van het Koninkrijk Noorwegen om maatregelen te treffen in het geval van ernstige verstoring van de markt, houdt de Commissie rekening met de bijzondere herstructureringsproblematiek van de levensmiddelenindustrie van Noorwegen en zorgt zij ervoor dat eventueel noodzakelijke maatregelen tijdig genoeg worden genomen om schade op lange termijn te voorkomen.
De door de Commissie te nemen maatregelen kunnen gedurende drie jaar een controlesysteem en indicatieve maxima omvatten om ervoor te zorgen dat het openstellen van de markt niet leidt tot verstoringen die de noodzakelijke herstructurering van de levensmiddelenindustrie in Noorwegen kan belemmeren voor de volgende uit Noorse landbouwgrondstoffen vervaardigde produkten: vlees, graan, samengestelde levensmiddelen, verwerkt erwten en wortelen en zuivelprodukten, met uitzondering van boter, magere-melkpoeder en zachte kaas.
15. Gemeenschappelijke verklaring inzake Svalbard
De Verdragsluitende Partijen komen overeen dat de toegang van de vloten van de Lid-Staten van de Europese Unie tot de visbestanden in de wateren tot 200 mijl rond Svalbard, om de door de Unie vastgestelde visquota te vangen, ongewijzigd zal blijven overeenkomstig de huidige visserij-status quo.
De Partijen komen voorts overeen dat de bestanden in genoemde wateren zodanig moeten worden beheerd dat voor de Lid-Staten van de Europese Unie een permanente en duurzame opbrengst mogelijk wordt gemaakt die hun visserijrechten in deze wateren reflecteerd[lees: reflecteert]. Dit beheer mag met name geen afbreuk doen aan de mogelijkheid van de vloten van de Lid-Staten van de Europese Unie om hun volledige quota te vissen en moet volledig in overeenstemming zijn met de normale visserijactiviteiten.
B. Gemeenschappelijke verklaringen: de huidige Lid-Staten/de Republiek Oostenrijk
16. Gemeenschappelijke verklaring over het vrije verkeer van werknemers
Mocht de toetreding van Oostenrijk leiden tot problemen in verband met het vrije verkeer van werknemers, dan kan de kwestie voorgelegd worden aan de instellingen van de Unie om een oplossing te vinden. Deze oplossing moet strikt overeenstemmen met de bepalingen van de Verdragen (met inbegrip van die van het Verdrag betreffende de Europese Unie) en de krachtens de Verdragen vastgestelde bepalingen, met name die betreffende het vrije verkeer van werknemers.
17. Gemeenschappelijke verklaring over vrijwaringsmaatregelen krachtens de overeenkomsten met landen van Midden- en Oost-Europa
1
De Europa-Overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de landen van Midden- en Oost-Europa bevatten bepalingen krachtens welke de Gemeenschap, onder bepaalde in deze Overeenkomst vastgelegde voorwaarden, passende vrijwaringsmaatregelen neemt.
2
Bij het bestuderen en aannemen van maatregelen krachtens deze bepalingen kunnen de Gemeenschappen rekening houden met de situatie van producenten of regio's in een of meer van haar Lid-Staten.
3
De communautaire regels voor de uitvoering van vrijwaringsmaatregelen, met inbegrip van het beheer van communautaire contingenten, waarborgen dat de belangen van de Lid-Staten ten volle in aanmerking worden genomen overeenkomstig de passende procedures.
18. Gemeenschappelijke verklaring over de oplossing van resterende technische vraagstukken op vervoergebied
De Republiek Oostenrijk en de Gemeenschap verklaren bereid te zijn vóór de toetreding van Oostenrijk in het kader van het Transitcomité EG-Oostenrijk consensus te zoeken over de resterende technische vraagstukken, met name:
- a.
Vraagstukken in verband met het ecopuntensysteem
- •
vervanging motor van vóór 1 oktober 1990 geregistreerde motorvoertuigen
- •
vervanging trekker
- •
multinationale gekoppelde voertuigcombinaties
- •
positieve discriminatie van Oostenrijkse voertuigen die tussen twee derde landen transitovervoer verrichten
- b.
Andere vraagstukken
- •
oplossing in Gemeenschapsverband voor de ‘Lofer’-Overeenkomst van 29 juni 1993 tussen Oostenrijk en Duitsland;
- •
lijst van terminals die onder artikel 2, lid 5, van de Administratieve Overeenkomst (‘Fürnitz’-vervoer) vallen;
- •
Zwaar en volumineus vervoer (buitengewone ladingen)
19. Gemeenschappelijke verklaring inzake de gewichten en afmetingen van wegvervoervoertuigen
De Verdragsluitende Partijen nemen er nota van dat Oostenrijk zal voldoen aan het acquis communautaire op het gebied van maximaal toegestane gewichten en afmetingen van vrachtwagens door, zonder sanctie, 38 ton plus 5% tolerantie toe te staan.
20. Gemeenschappelijke verklaring over de Brenner-Basistunnel
Oostenrijk, Duitsland, Italië en de Gemeenschap werken actief aan de voltooiing van de voorbereidende studies over de Brenner-basistunnel die in juni 1994 ter beschikking moeten worden gesteld. Oostenrijk, Duitsland en Italië verbinden zich ertoe vóór 31 oktober 1994 een besluit over de bouw van de tunnel te nemen. De Gemeenschap verklaart zich bereid in geval van een positief besluit van de drie betrokken Staten de bouw te steunen op basis van de beschikbare communautaire financiële instrumenten.
21. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 6 en 76 van de Toetredingsakte
De Republiek Oostenrijk en de Gemeenschap bevestigen hun voornemen om door middel van daartoe bestemde onderhandelingen te verzekeren dat vanaf de datum van toetreding vrachtvervoerders, afkomstig uit derde landen, met name Slovenië en Zwitserland, inzake het transito van zware voertuigen over Oostenrijks grondgebied geen gunstiger behandeling zullen krijgen dan vrachtvervoerders uit de Europese Unie.
C. Gemeenschappelijke verklaringen: de huidige Lid-Staten/de Republiek Finland
22. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de vrijwaring van de Finse vervoersverbindingen
De Verdragsluitende Partijen, erkennen dat de zeeroutes voor Finland uiterst belangrijk zijn gezien de geografische ligging van dat land, en bijzonder moeilijk veilig zijn te stellen in verband met de klimatologische omstandigheden, en komen overeen dat de nodige aandacht zal worden geschonken aan het behoud en de uitbouw van de Finse maritieme verbindingen met de rest van de Unie in het kader van de desbetreffende activiteiten van de Unie, onder andere bij de ontwikkeling van de trans-Europese netwerken in Noord-Europa.
23. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de verscheping van radioactief afval
De Verdragsluitende Partijen bevestigen dat de EG-Regelingen een Lid-Staat niet verplichten een bepaalde scheepslading radioactief afval afkomstig uit een andere Lid-Staat te aanvaarden.
24. Gemeenschappelijke verklaring over het Non-Proliferatieverdrag
De Verdragsluitende Partijen onderstrepen het belang van non-proliferatie van massavernietigingswapens en hun duurzame steun voor het Non-Proliferatieverdrag (NPV);
Zij bevestigen dat de nakoming van de verplichtingen in het kader van het NPV een nationale verantwoordelijkheid blijft, onverminderd de verantwoordelijkheid van Euratom en de IAEA in verband met de toepassing van Artikel III, leden 1 en 4, van het NPV;
Zij herinneren eraan dat zij de in de richtsnoeren van de Groep van Nucleaire Exportlanden vastgestelde bepalingen zullen toepassen en als voorwaarde voor levering zullen stellen dat de alomvattende IAEA-waarborgen worden toegepast in de niet over kernwapens beschikkende landen waarnaar kernmateriaal en -apparatuur wordt uitgevoerd die speciaal ontworpen of gereedgemaakt is voor de verwerking, het gebruik of de produktie van kernmateriaal;
Onverminderd zijn verplichtingen krachtens het Euratom-Verdrag, verzekert Finland dat het bij het nakomen van zijn NPV-verplichtingen nauw zal samenwerken met de IAEA, als IAEA-Lid-Staat en in het kader van INFCIRC/193.
D. Gemeenschappelijke verklaringen: de huidige Lid-Staten/het Koninkrijk Zweden
25. Gemeenschappelijke verklaring over het Non-Proliferatieverdrag
De Verdragsluitende Partijen onderstrepen het belang van non-proliferatie van massavernietigingswapens en hun duurzame steun voor het Non-Proliferatieverdrag (NPV);
Zij bevestigen dat de nakoming van de verplichtingen in het kader van het NPV een nationale verantwoordelijkheid blijft, onverminderd de verantwoordelijkheid van Euratom en de IAEA in verband met de toepassing van Artikel III, leden 1 en 4, van het NPV;
Zij herinneren eraan dat zij de in de richtsnoeren van de Groep van Nucleaire Exportlanden vastgestelde bepalingen zullen toepassen en als voorwaarde voor levering zullen stellen dat de alomvattende IAEA-waarborgen worden toegepast in de niet over kernwapens beschikkende landen waarnaar kernmateriaal en -apparatuur wordt uitgevoerd die speciaal ontworpen of gereedgemaakt is voor de verwerking, het gebruik of de produktie van kernmateriaal;
Onverminderd zijn verplichtingen krachtens het Euratom-Verdrag, verzekert Zweden dat het bij het nakomen van zijn NPV-verplichtingen nauw zal samenwerken met de IAEA, als IAEA-Lid-Staat en in het kader van INFCIRC/193.
26. Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 127 van de Toetredingsakte
De onderhandelingsrichtlijnen bij het besluit van de Raad waarbij de Commissie wordt gemachtigd te onderhandelen over de protocollen bij de bilaterale overeenkomsten en regelingen bedoeld in artikel 127 dienen in overeenstemming te zijn met de tijdens de conferentie met Zweden gemaakte afspraken.
E. Gemeenschappelijke verklaringen: de huidige Lid-Staten/Diverse nieuwe Lid-Staten
27. Gemeenschappelijke verklaring: Noorwegen, Oostenrijk, Zweden: PCB's/PCT's
De Verdragsluitende Partijen verklaren dat op hun grondgebied de produktie van PCB's en PCT's verboden is en dat deze produkten niet langer worden gerecycleerd. In afwachting van de aanneming van EG-wetgeving die ook de recyclage van PCB's en PCT's verbiedt, hebben de Verdragsluitende Partijen geen bezwaar tegen de handhaving van een dergelijk verbod in de nationale wetgeving.
28. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Noordse Samenwerking
De Verdragsluitende Partijen nemen er nota van dat Zweden, Finland en Noorwegen, als leden van de Europese Unie, in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht en de andere bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie, voornemens zijn de Noordse samenwerking onderling en met andere landen en gebieden voort te zetten.
29. Gemeenschappelijke verklaring betreffende het aantal dieren dat in Noorwegen en Finland in aanmerking komt voor de premie voor zoogkoeien
Indien ten gevolge van de toetreding de produktieomvang van andere belangrijke grondstoffen op onevenredige wijze zou toenemen, zal het aantal dieren dat voor de premie voor zoogkoeien in aanmerking komt voor Noorwegen en Finland worden herzien.
30. Gemeenschappelijke verklaring: Finland, Zweden: betreffende de visserijmogelijkheden in de Oostzee
De Verdragsluitende Partijen nemen nota van het feit dat de toekenning van visbestanden in de communautaire wateren van de Oostzee was berekend op basis van de nieuwe toekenning aan de Partijen van visserijmogelijkheden die tijdens de referentieperiode waren overgedragen aan de voormalige USSR en Polen. Dientengevolge komen de Verdragsluitende Partijen overeen dat bij de toekomstige toekenning van visserijmogelijkheden, verkregen in het kader van visserijovereenkomsten met Rusland, de drie Baltische Staten en Polen, geen rekening zal worden gehouden met uitwisselingen van visserijmogelijkheden van vóór de uitbreiding.
31. Verklaring betreffende de verwerkende industrie in Oostenrijk en Finland
De Verdragsluitende Partijen komen het volgende overeen:
- i)
volledig gebruik van maatregelen van Doelstelling 5 a) voor buffereffecten van de toetreding,
- ii)
flexibiliteit met betrekking tot nationale steunprogramma's van tijdelijke aard ter vergemakkelijking van de herstructurering.
F. Verklaringen van de huidige Lid-Staten
32. Verklaring betreffende de Åland-eilanden
Wat betreft het actieve en passieve kiesrecht voor de gemeenteraadsverkiezingen op de Åland-eilanden, herinnert de Unie eraan dat artikel 8 B, lid 1 , de mogelijkheid biedt in te gaan op verzoeken van Finland. Indien Finland overeenkomstig artikel 28 houdende wijziging van artikel 227, lid 5, van het EG-Verdrag meedeelt dat het EG-Verdrag van toepassing dient te zijn op de Åland-eilanden, zal de Unie, binnen zes maanden en overeenkomstig de procedures van artikel 8 B, lid 1 , van het EG-verdrag zo nodig de voorwaarden vaststellen voor de toepassing van dat artikel op de bijzondere situatie van de Åland-eilanden.
33. Verklaring betreffende relatieve stabiliteit
De Unie erkent het grote belang voor Noorwegen en de Lid-Staten van de handhaving van het beginsel van relatieve stabiliteit als grondslag voor het bereiken van het doel van een permanent stelsel van verdeling van de visserijmogelijkheden in de toekomst.
34. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de oplossing van milieuproblemen veroorzaakt door verkeer van zware voertuigen
De Unie deelt Oostenrijk mede dat de Raad de Commissie heeft verzocht een voorstel in te dienen voor de vaststelling van een kader voor de oplossing van de milieuproblemen veroorzaakt door het verkeer van zware voertuigen. Dit kader zal onder andere bestaan uit maatregelen voor heffingen voor het gebruik van wegen, alsmede maatregelen betreffende de spoorwegen, gecombineerde vervoersfaciliteiten en technische normen voor voertuigen.
35. Verklaring betreffende de naleving van de verbintenissen in landbouwaangelegenheden krachtens besluiten die niet in de Toetredingsakte zijn opgenomen
De Europese Unie verklaart dat alle besluiten die noodzakelijk zijn om de hand te houden aan de resultaten van de toetredingsonderhandelingen inzake landbouwaangelegenheden en die niet in de Toetredingakte zijn opgenomen (nieuwe besluiten van de Raad die na de toetreding worden toegepast, en besluiten van de Commissie), tijdig zullen worden aangenomen volgens de procedures die daartoe in het Toetredingsverdrag of in het acquis communautaire zijn voorzien.
De meeste van deze besluiten zullen worden aangenomen tijdens de interimperiode oveeenkomstig[lees: overeenkomstig] de prcedures[lees: procedures] van de Toetredingsakte.
De andere verbintenissen op landbouwgebied welke voortvloeien uit de onderhandelingen, zullen op voortvarende wijze tijdig ten uitvoer worden gelegd.
36. Verklaring betreffende milieumaatregelen op landbouwgebied
De Unie zal de noodzakelijke maatregelen treffen om de nieuwe Lid-Staten in staat te stellen op korte termijn de agro-milieuprogramma's ten gunste van hun landbouwers ten uitvoer te leggen overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2078/92 en deze programma's binnen de grenzen van de beschikbare begrotingsmiddelen mede te financieren.
De Unie neemt er nota van dat de volgende bedragen voor elke van de nieuwe Lid-Staten te verwachten zijn:
- | Noorwegen: | 55 miljoen ecu |
- | Oostenrijk: | 175 miljoen ecu |
- | Finland: | 135 miljoen ecu |
- | Zweden: | 165 miljoen ecu |
37. Verklaring betreffende bergstreken en probleemgebieden
De Unie aanvaardt dat de nieuwe Lid-Staten van oordeel zijn dat omvangrijke delen van hun grondgebied met permanente natuurlijke handicaps te kampen hebben en dat de bergstreken of bepaalde probleemgebieden onverwijld moeten worden afgebakend overeenkomstig Richtlijn 75/268/EEG van de Raad.
De Unie bevestigt dat zij voornemens is deze gebieden volgens het acquis als volgt af te bakenen:
- —
voor Oostenrijk, als Alpijns land, zal de afbakening van de gebieden worden gebaseerd op de criteria die zijn gebruikt voor soortgelijke gebieden in Duitsland, Italië en Frankrijk;
- —
voor Zweden zal de noorderbreedte als ter zake dienend criterium in de zin van artikel 3, lid 3, van Richtlijn 75/268/EEG worden gehanteerd, waardoor het mogelijk wordt om vier van de vijf ‘landbouwsteungebieden in Noord-Zweden’ als probleemgebied aan te merken;
- —
voor Noorwegen zal de noorderbreedte als ter zake dienend criterium in de zin van artikel 3, lid 3 juncto leden 4 en 5 van Richtlijn 75/268/EEG worden gehanteerd, waardoor het mogelijk wordt tot 85% van het bebouwde landbouwareaal als probleemgebied aan te merken;
- —
voor Finland zal de noorderbreedte als ter zake dienend criterium in de zin van artikel 3, lid 3, van Richtlijn 75/268/EEG juncto de wijziging van artikel 19 van Verordening (EEG) nr. 2328/91 worden gehanteerd, waardoor het mogelijk wordt 85% van het bebouwde landbouwareaal in de zin van artikel 3, lid 3 van Richtlijn 75/268/EEG van de Raad als probleemgebied aan te merken.
G. Verklaringen van het Koninkrijk Noorwegen
38. Verklaring van het Koninkrijk Noorwegen over de Noorse taal
Het Koninkrijk Noorwegen verklaart dat bij het schriftelijk gebruik van het Noors als officiële taal van de Instellingen van de Gemeenschappen een gelijke status moet worden toegekend aan het Bokmål en het Nynorsk, met dien verstande dat algemeen toepasselijke documenten, correspondentie en algemene informatie worden gesteld in één van beide varianten van het Noors.
39. Verklaring van het Koninkrijk Noorwegen over Sami-aangelegenheden
Gelet op artikel 110 A van de Noorse grondwet en de Noorse wet van 12 juni 1987, nr. 56
Gelet op de verplichtingen en toezeggingen neergelegd in het Internationaal Verdrag van de Verenigde Naties inzake Burgerrechten en Politieke Rechten van 1966, inzonderheid op artikel 27, alsmede op ILO-Verdrag nr. 169 betreffende inheemse en tribale volkeren in onafhankelijk landen van 1989.
Noorwegen heeft zich tot taak gesteld de voorwaarden te scheppen waardoor de Samibevolking haar middelen van bestaan, taal, cultuur en levenswijze kan handhaven en ontwikkelen.
De Samigemeenschappen in traditionele Samigebieden zijn afhankelijk van een aantal traditionele economische activiteiten. Deze activiteiten vormen op zich een wezenlijk onderdeel van de Samicultuur en vormen de onmisbare grondslag voor de verdere ontplooiing van de levenswijze van dit volk.
Gezien het Protocol betreffende de Samibevolking verklaart de Regering van Noorwegen dat zij op deze basis haar verplichtingen en toezeggingen jegens de Sami-bevolking zal blijven nakomen.
40. Verklaring van het Koninkrijk Noorwegen betreffende transparantie
Het Koninkrijk Noorwegen spreekt zijn voldoening uit over de huidige ontwikkeling in de Unie naar een grotere openheid en transparantie.
In Noorwegen vormt een open regering, met de daarbij behorende toegang tot officiële stukken voor een iegelijk, een beginsel van fundamenteel belang, zowel juridisch als politiek. Het Koninkrijk Noorwegen zal dit beginsel blijven toepassen overeenkomstig zijn rechten en verplichtingen als lid van de Unie.
H. Verklaringen van de Republiek Oostenrijk
41. Verklaring van de Republiek Oostenrijk betreffende artikel 109 G van het EG-Verdrag
De Republiek Oostenrijk neemt er nota van dat de samenstelling van de ecu-mand niet wordt gewijzigd en dat de waarde van de Schilling ten opzichte van de ecu bij de deelneming van de Republiek Oostenrijk aan de derde fase onherroepelijk zal worden vastgesteld. De Republiek Oostenrijk zal de Schilling blijven verbinden aan het Europese stabiliteitscriterium en zo bijdragen tot de verwezenlijking van de Economische en Monetaire Unie. De fasegewijze overgang naar één Europese munt wordt door de Republiek Oostenrijk gesteund, omdat de kwaliteit van de beoogde Europese munt gewaarborgd wordt door de in het Verdrag betreffende de Europese Unie verankerde voorwaarden voor een stabiliteitsbeleid.
42. Verklaring van de Republiek Oostenrijk over televisie-omroep
Onder verwijzing naar Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de Lid-Staten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten, verklaart de Republiek Oostenrijk dat het, overeenkomstig de bestaande EG-wetgeving, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, passende maatregelen kan nemen ingeval van uitzendingen van buiten het eigen grondgebied met de bedoeling zijn nationale wetgeving te ontwijken.
43. Verklaring van de Republiek Oostenrijk over de vaststelling van de prijzen van gecombineerd vervoer over de Brenner-route
De Republiek Oostenrijk verklaart zich bereid om het gebruik van gecombineerd rail-wegvervoer op de Brenner-route overeenkomstig de communautaire bepalingen te stimuleren door voor dit vervoer op het Oostenrijkse gedeelte te streven naar een passende prijs die concurrerend is met de prijzen van het wegvervoer. De Republiek Oostenrijk neemt er nota van dat deze maatregel niet gepaard zal gaan met een vermindering van de invloed op de markt van door de Republiek Oostenrijk toegekende steun ten gevolge van maatregelen die worden getroffen met betrekking tot andere gedeelten van voornoemde rail-wegverbinding.
44. Verklaring van de Republiek Oostenrijk betreffende artikel 14 van Protocol nr. 9 betreffende het vervoer over de weg, per spoor en gecombineerd vervoer in Oostenrijk
De Republiek Oostenrijk verklaart dat met ingang van 1 januari 1997 het beheer van het ecopuntensysteem zou moeten zijn geautomatiseerd en dat de controle met ingang van 1 januari 1997 met elektronische middelen zou moeten worden verricht ten einde te voldoen aan de vereisten van artikel 14, lid 1 van Protocol nr. 9.
I. Verklaring van de Republiek Finland
45. Verklaring van de Republiek Finland betreffende transparantie
De Republiek Finland spreekt haar voldoening uit over de huidige ontwikkeling in de Unie naar een grotere openheid en transparantie.
In Finland vormt een open regering, met de daarbij behorende toegang tot officiële stukken voor een iegelijk, een beginsel van fundamenteel belang, zowel juridisch als politiek. De Republiek Finland zal dit beginsel blijven toepassen overeenkomstig haar rechten en verplichtingen als lid van de Europese Unie.
J. Verklaringen van het Koninkrijk Zweden
46. Verklaringen van het Koninkrijk Zweden over de sociale politiek
In een briefwisseling tussen Zweden de Commissie, die is gehecht aan de samenvatting van de conclusies van de vijfde vergadering van de Conferentie op Ministerieel niveau (CONF-S 81/93) kreeg Zweden waarborgen met betrekking tot de Zweedse praktijk in arbeidsmarktaangelegenheden, inzonderheid wat betreft het systeem van de vaststelling van arbeidsvoorwaarden in collectieve overeenkomsten tussen de sociale partners.
47. Verklaring van het Koninkrijk Zweden betreffende een open regering en de reactie daarop van de Unie
1
Verklaring van Zweden:
Zweden bevestigt zijn inleidende verklaring van 1 februari 1993 (CONF-S 3/93).
Zweden spreekt zijn voldoening uit over de huidige ontwikkeling in de Europese Unie naar een grotere openheid en transparantie.
Open regering en in het bijzonder toegang voor een iegelijk tot officiële stukken, alsmede de grondwettelijke bescherming van degenen die informatie aan de media verstrekken, zijn en blijven grondbeginselen die deel uitmaken van het Zweedse constitutionele, politieke en culturele erfgoed.
2
Verklaring van de huidige Lid-Staten in antwoord hierop:
De huidige Lid-Staten van de Europese Unie nemen nota van de unilaterale verklaring van Zweden betreffende openheid en transparantie.
Zij gaan ervan uit dat Zweden als lid van de Europese Unie zich volledig zal houden aan het Gemeenschapsrecht ter zake.
K. Verklaringen van diverse nieuwe Lid-Staten
48. Gemeenschappelijke verklaring van het Koninkrijk Noorwegen en het Koninkrijk Zweden betreffende de visserij
In een briefwisseling tussen het Koninkrijk Noorwegen en het Koninkrijk Zweden is overeengekomen dat Noorwegen de Zweedse rechten op het niveau van dat van de bilaterale Visserijovereenkomst van 1977 zal handhaven. Hoeveelheden en soorten zullen, overeenkomstig de bilaterale Overeenkomst op jaarbasis worden overgedragen na bilateraal overleg en overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad.
49. Verklaring van Noorwegen, Oostenrijk, Finland en Zweden over de artikelen 3 en 4 van de Toetredingsakte
Met betrekking tot de overeenkomsten of instrumenten op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken als bedoeld in artikel 3 en artikel 4, lid 2 van de Toetredingsakte waarover nog wordt onderhandeld, aanvaarden Noorwegen, Oostenrijk, Finland en Zweden de punten waarover door de huidige Lid-Staten of de Raad overeenstemming is bereikt op de datum van toetreding. Zij zullen derhalve alleen deelnemen aan onderhandelingen over dergelijke overeenkomsten en instrumenten met betrekking tot de punten waarvoor nog een oplossing moet worden gevonden.
50. Verklaring van de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden betreffende alcoholmonopolies
De Conferentie op ministerieel niveau werd op haar 5e vergadering op 21 december 1993 in kennis gesteld van de briefwisseling tussen de Commissie en Finland en Zweden over alcoholmonopolies in het kader van hoofdstuk 6: mededingingsbeleid, vervat in document CONF-SF 78/93 en CONF-S 82/93.
Bijlage Briefwisseling tussen de Europese Unie, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden betreffende een informatie- en overlegprocedure voor de aanvaarding van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die aan de toetreding voorafgaat
Bijlage Informatie- en overlegprocedure voor de aanvaarding van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die aan de toetreding voorafgaat