RBP 2017/91
Aanvang, lengte en einde van rechtsmiddeltermijnen. Hoe moet de termijn voor hoger beroep tegen beschikkingen als bedoeld in art. 358 lid 2 Rv worden uitgelegd?
HR 01-09-2017, ECLI:NL:HR:2017:2225
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
1 september 2017
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.V. Polak, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
16/05870
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- JCDI
JCDI:ADS927403:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:2225, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑09‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:419, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑05‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑12‑2016
- Wetingang
Essentie
Burgerlijk procesrecht. Aanvang, lengte en einde van rechtsmiddeltermijnen.
Hoe moet de termijn voor hoger beroep tegen beschikkingen als bedoeld in art. 358 lid 2 Rv worden uitgelegd?
Samenvatting
Eisers tot cassatie zijn op 31 mei 2016 in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof Amsterdam van een beschikking van 29 februari 2016 van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam. Verweerster in cassatie heeft bij faxbericht van 1 juli 2016 gesteld dat het hoger beroep te laat is ingesteld. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de bestreden beschikking op 29 februari 2016 is gegeven en dat 29 mei 2016 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.